Dubbel geboekt – Nastassja Martin en Marian Engel: beer vindt vrouw

Voor de Franse antropologe en schrijfster Nastassja Martin (1986) was haar ontmoeting met een beer in de zomer van 2015 in Siberië rauwe realiteit in onversneden wildernis. Over dit voorval en de nasleep ervan schreef ze Geloven in het wild. Een stuk lieflijker gaat het eraan toe in de controversiële roman Beer. De Canadese Marian Engel (1933-1985) scheerde in 1976 hoge toppen met haar verhaal over de toenadering tussen een archiefmedewerkster en een tamme beer op een afgelegen landgoed in Ontario. Beide boeken zijn erg verschillend, maar hebben toch meer met elkaar gemeen dan je op het eerste gezicht zou zeggen.

De roep van de wildernis

Voor de Franse antropologe en schrijfster Nastassja Martin (1986) bestaat er een voor en een na 25 augustus 2015: op die dag kwam ze in het Russische Verre Oosten in aanvaring met een beer. Dit gebeurde tijdens een tocht naar de hoogste vulkaan van het schiereiland Kamtsjatka, in het noordoosten van Siberië. Urenlang wachtte ze daarna op een reddingshelikopter van het Russische leger. Haar gezicht was verscheurd en toch dacht ze toen al over het voorval in termen van een ‘geboorte, want van dood is duidelijk geen sprake’.

Het is verbijsterend hoe ze van seconde tot seconde kan navertellen wat ze op het moment zelf voelde: de ‘kus’ van de beer op haar gezicht, zijn tanden die zich om haar gelaat sluiten, haar kaak en schedel die kraken, zijn bek waarin het aardedonker is, zijn klamme warmte en zijn beladen adem, de onverwacht verslappende greep van zijn tanden gevolgd door zijn besluit om haar toch niet te verslinden.

Hellevaart

Zonder een greintje zelfbeklag schrijft ze over haar lichamelijke en geestelijke hellevaart na de berenbeet. Gedurende vier maanden ondergaat ze operatie na operatie, eerst in Rusland, nadien in Frankrijk. Zelf is ze ervan overtuigd dat haar innerlijke genezing er alleen kan komen bij diegenen die de problemen met beren kennen en in hun dromen nog met ze praten. En dus keert ze terug naar de inheemse familie die haar op het schiereiland Kamtsjatka al sinds jaren onderdak biedt tijdens haar onderzoek naar hun animistische levensvisie.

Nastassja Martin is doctor in de antropologie en dus gewijd in de academische kerk. Eerst in Alaska en later in Siberië heeft ze onderzoek gedaan naar de animistische cultuur van de inheemse bewoners. Zij geloven dat ze niet de enigen zijn die in het bos leven, voelen, denken en luisteren. Zij weten dat er om hen heen nog andere krachten werkzaam zijn. Voor hen is er kortom een intentie los van de mensheid.

Over dit grensgebied tussen mens en natuur schrijft Nastassja Martin vooral als objectieve waarnemer. Onder invloed van de omslag die de beer in haar leven teweeggebracht heeft, pakt ze het evenwel anders aan in Geloven in het wild. Ze laat in dit boek het naar buiten en het naar binnen gerichte samenkomen. Zo toont ze zich ontvankelijk voor het idee dat er meer is tussen hemel en aarde dan wat de meesten in het Westen bereid zijn te geloven.

Droomtijd

Voor de inheemse (Eveense) familie bij wie ze tijdens haar verdere herstel opnieuw logeert, is het volstrekt normaal om bij het ochtendgloren de tijd te nemen om samen te zitten en te vertellen over de dromen die elkeen ‘s nachts ‘gezien’ heeft. Dromen brengen hen namelijk in contact met dieren, planten en natuurlijke fenomenen in hun leefomgeving. Dit contact effent het pad naar een dialoog met deze andere bezielde wezens.

Voor dit soort dromen, die een band smeden met de buitenwereld, moet je je geest openstellen. Dat Nastassja Martin die dialoog tussen de werelden aanvoelt, blijkt voor haar Eveense familie onder meer uit de volgende droom die ze ‘zag’ vóór haar ontmoeting met de beer:

Ik lig op de buik van een beer, hij heeft een beschermende poot om me heen geslagen. Hij is groot en grijs. We praten over koetjes en kalfjes, we spreken dezelfde taal. Het lichaam van de beer en het mijne gaan in elkaar over, mijn huid versmelt met zijn dikke vacht. We keuvelen kalmpjes maar plotseling voel ik een heimelijke angst opkomen wanneer een tweede en daarna een derde beer onze kamer binnenloopt (we liggen op een bed in een huis dat ik niet herken). De ene is zwart, de andere bruin. Ze zijn jonger, kleiner ook, ze lopen rakelings langs me heen en opeens voel ik me bedreigd, ik zie hun klauwen, hun tanden en hun tweeslachtigheid, die op slag met de mijne begint te resoneren, ik heb zo mijn twijfels over de afloop van deze ontmoeting, ik ben doodsbang.

De teneur van deze droom ligt dicht bij de toenadering tussen de beer en de archiefmedewerkster in de roman Beer van de Canadese Marian Engel. Het is dan ook geen toeval dat uitgeverij Koppernik gelijktijdig met Geloven in het wild een nieuwe uitgave van Beer gepubliceerd heeft.

De beer in Marian Engels Beer: heerlijk elizabethaans en exotisch

In 1976 scheerde Marian Engel (Toronto, 1933-1985) hoge toppen met Beer, een van de meest controversiële romans ooit van Canada. In het boek beleeft de jonge archiefmedewerkster Lou een intieme relatie met een tamme beer. Dat gebeurt tijdens de zomer die ze doorbrengt in een landhuis op een afgelegen eiland in het noorden van Ontario. Ze is daarheen gereisd om er de bibliotheek te inventariseren van wijlen John William Cary, de oorspronkelijke eigenaar van de woning.

In een schuur bij het landhuis van deze Engelse kolonel, die in de negentiende eeuw naar Canada verkaste, blijkt er er tot Lou’s verbazing een beer te hokken. Zijn aanwezigheid is best even schrikken. Toch vindt ze het idee algauw ‘heerlijk elizabethaans en exotisch’. De stokoude, plaatselijke indiaanse vrouw Lucy geeft haar bovendien enkele waardevolle aanwijzingen om het vertrouwen van de oude lobbes te winnen. Haar tips zijn ingegeven door de traditionele connectie van de inheemse Canadese bevolking met de natuur.

Als Lou op Lucy’s aanraden samen met de beer in de rivier gaat zwemmen, heeft zij de touwtjes in handen. Op een avond komt híj echter op eigen houtje langs de trap de bibliotheek binnen gestommeld. Lou zit er Victoriaanse natuurhistorische handboeken te classificeren. De beer gaat ongegeneerd bij het haardvuur liggen. Enigszins verbluft laat Lou hem begaan. Tegen bedtijd werkt ze de ‘stoffige massa zwartig bont’ weliswaar buiten. Met zijn initiatief heeft de beer niettemin de deur geopend naar een verdere toenadering. Zo krijgt een avond bij het knappend haardvuur kort daarna een erotische wending.

Ondefinieerbare intimiteit

Een vleugje schuldbewustzijn over de ondefinieerbare intimiteit tussen hun tweeën zweeft aan de rand van Lou’s bewustzijn. Toch voelt ze zich bij de beer vooral bevrijd. Om die reden lukt het haar niet om paal en perk te stellen aan de situatie. Integendeel, door haar innige omgang met hem beginnen haar nagels, haar huid en haar haren zijn muskusachtige geur te dragen.

Ze vindt hem ruw en teder, wijs, toegeeflijk, geduldig en onvoorstelbaar aardig. Aardiger overigens dan de mannen uit haar verleden. Met hen lukte het haar namelijk niet om echt contact te maken. Toch zal ze die diepere verbinding, waar ze wel degelijk naar verlangt, elders moeten zoeken. Het is de beer die haar dit duidelijk maakt door zelf een grens te trekken en aan te geven dat de connectie die zij ervaart, een illusie is en blijft.

Niettemin komt Lou versterkt uit deze episode. Al enige tijd was ze vastgelopen in haar verdorde bestaan dat draaide rond landkaarten en manuscripten in haar kantoor in het souterrain van het Historisch Instituut. Dankzij de beer gelooft ze dat ze boven haar vastgeroeste zelf en het ‘koudvuur in haar ziel’ kan uitstijgen.

‘But how can you handle a novel about a woman and a bear?’

Beer kende een moeizame ontstaansgeschiedenis. Uit brieven blijkt dat Marian Engel zich geregeld afgevraagd heeft of de ‘berenroman’ er überhaupt ooit zou komen. Dat ze tijdens het schrijven ervan afstevende op een echtscheiding was niet meteen bevorderlijk voor haar concentratie. Bovendien eiste haar tweeling van een jaar of tien veel van haar aandacht op. Daar kwam nog bij dat de opzet van het boek in wording heel wat wenkbrauwen deed fronsen.

‘But how can you handle a novel about a woman and a bear?’ Dit wierp ook haar voormalige scriptiementor op aan het eind van een brief in mei 1975. Hij voegde er evenwel aan toe dat zijn ongeloof niet uitsloot dat de roman hét succes van het decennium kon worden. Het uitgangspunt leek hem dan wel bizar, in het licht van het toenmalige tijdsklimaat, achtte hij niets onmogelijk. We schrijven de jaren zeventig. Zowel feministisch als etnisch activisme beroerde toen de gemoederen in Canada. Beide maatschappelijke tendensen zijn dan ook onder de waterlijn voelbaar in Beer.

Into the wild

Het etnische activisme vond zijn oorsprong in het koloniale trauma van Canada. De oorsprong van deze problematiek gaat terug tot halfweg de zestiende eeuw. Engelse en Franse immigranten eigenden zich destijds gebieden toe in het onherbergzame noorden – dat beslaat ongeveer een derde van het Canadese grondgebied. Daarbij namen ze gronden in van lokale stammen. Onder meer indianen werden zo verdrongen naar reservaten. In 1960 kregen de First Nations stemrecht, wat uiteraard een belangrijke overwinning was. Hun politieke, sociale en economische achterstelling was daarmee evenwel niet van de baan.

De opgang van het feministische gedachtegoed was in die jaren een algemeen westers fenomeen. In die context claimden vooral vrouwelijke fictieschrijvers in Canada vanaf de jaren vijftig ook een deel van de wildernis, het felbevochten terrein van zowel de inheemse bevolking als de imperialistische nieuwkomers. Ze zagen er een symbolische plek in voor herbronning. Niemand minder dan Margaret Atwood (1939) heeft die mystiek van het barre noorden belicht in Strange Things: The Malevolant North in Canadian Literature (1995)

Daarin stelt ze dat een nieuwe generatie Canadese prozaschrijfsters de beeldtaal van het ongetemde noorden inzet om hedendaagse thema’s als gender, gezin en seksualiteit te verkennen. De wildernis omschrijft ze in dit boek als ‘geheimzinnig, ontzagwekkend op een bijna religieuze manier, vijandig tegenover de witte mens, maar verleidelijk; de wildernis dreigt je in te palmen en je de kop te kosten, je gek te maken en je uiteindelijk voor zich op te eisen.’

Meer lezen?

  • Nastassja Martin: Geloven in het wild. Vertaling Peter Bergsma. Koppernik, Amsterdam, 2023, pag. 152. ISBN 978 90 832 3709 1
  • Mijn recensie van Geloven in het wild voor Mappalibri
  • Marian Engel: Beer. Vertaald door Barbara de Lange. Koppernik, Amsterdam, 2023, pag. 144. ISBN 978 90 8326210 9
  • Margaret Atwood: Strange Things: The Malevolant North in Canadian Literature. Virago Press Ltd, Londen, 1995 (2004), pag. 160. ISBN: 978 18 44080823

Nog over Beer gesproken: het door Marian Engel bedachte landhuis waar Lou logeert op Cary’s Island, is een klassiek voorbeeld van de achthoek van Fowler. Orson Squire Fowler (1809-1887) was een excentrieke, Amerikaanse amateurarchitect. Hij was ervan overtuigd dat een achthoekig huis budgetvriendelijker kon worden gebouwd dan een klassiek ontwerp en ook nog eens energiezuiniger was én beter voor de (mentale) gezondheid van de bewoners.

Bron: Toronto Press

Nog over Marian Engel gesproken: Dankzij Beer schitterde haar literaire ster feller dan ooit tevoren. Niet dat ze voordien een onbekende was in de Canadese letteren. Ze had al vier romans op haar naam en genoot best veel faam als voorvechtster van de belangen van schrijvers.

Drie jaar na Beer kreeg ze te horen dat ze kanker had. Daardoor veranderde haar kijk op het leven drastisch: ‘Ik leef gewoon. En dat is goed. Plezier scheppen in het weer, de katten en simpelweg zijn. Niet verder willen reiken, mezelf niet overtreffen. Het is alsof ik eindelijk genoeg heb van dat alles. Ik heb niet het gevoel dat ik mij nog moet verantwoorden voor mijn bestaan. Iemand heeft me genade gegeven waardoor ik gewoon mag zijn.’

Dat ze met dat “gewoon zijn” voorheen worstelde, had onder meer te maken met haar kindertijd. Kort na haar geboorte werd ze door haar biologische moeder afgestaan, samen met haar tweelingzus. Hun moeder was slechts achttien, alleenstaand, en onbemiddeld. Ze zag geen andere uitweg dan haar twee dochtertjes over te dragen aan een tehuis. Na drie jaar werden de kleuters elk apart geadopteerd. Niet alleen dát ze door haar biologische moeder afgestaan was en later ook gescheiden raakte van haar tweelingzus, viel Marian Engel zwaar. Het speelde haar ook parten dat dit alles daarna doodgezwegen werd, als was het een verachtelijk geheim. Met de hulp van een psychotherapeut probeerde ze dit verleden een plaats te geven – Beer is overigens aan hem opgedragen: ‘Voor John Rich, die weet hoe dieren denken‘.