Dubbel geboekt – De Italiaanse Mauro Corona en de Noorse Tarjei Vesaas: tweemaal curieuze correspondentie

Een bericht ontvangen in een taal die de taal overstijgt, maar niettemin bulkt van betekenis, het is een bijzonder cadeau. Het overkomt de schrijver-beeldhouwer in Mauro Corona’s roman ‘Als een steen in de stroom‘ (2022). De ongebruikelijke kalligrafie van de brieven die hij tijdens zijn kluizenaarschap in de bergen ontvangt, doet denken aan de al even buitengewone boodschappen waar de jongeman Mattis zich in ‘De vogels’ (1957) van Tarjei Vesaas aan optrekt.

Mauro Corona

Mauro Corona (1950) is wereldberoemd in Italië. De schrijver uit de Dolomieten heeft ruim twintig romans en verhalenbundels op zijn naam staan. Daarnaast is hij beeldhouwer en kennen velen hem als fervent bergbeklimmer. Verder maakt hij op de Italiaanse televisie geregeld zijn opwachting als gast in praatprogramma’s. Meermaals heeft hij daarbij door onbehouwen uitspraken al stof doen opwaaien.

Al zijn romans en verhalenbundels bestempelt hij in meer of mindere mate als zelfportretten. Zo zit er ook veel van hemzelf in de hoofdpersoon van Als een steen in de stroom.

Via de herinneringen van een vrouw die hem als geen ander begrijpt, komen we meer te weten over deze onhandelbare, ijdele man. Zijn diepe wonden stammen uit een kindertijd vol fysieke en emotionele ontberingen. In de hoop dat moeilijke verleden van zich af te schudden, wentelde hij zich in zijn succes als schrijver en beeldhouwer. Hij genoot met volle teugen van zijn status als publiek figuur, wiens sluwe grijns in de ene na de andere tv-uitzending te zien was. Rond zijn zestigste concludeerde hij evenwel dat de schijnwerpers zijn innerlijke rust om zeep hielpen. Daarop gooide hij het roer om en trok hij zich terug in een berghut in de streek waar hij opgroeide.

Sprekende houtkrullen

Tot op dit punt is de toon van de roman eerder wrevelig, op het larmoyante af. Groot is dan ook het het contrast met de dromerigheid die volgt. Die zit bijvoorbeeld in de figuren die de man met gutsen en beitels tevoorschijn haalt uit bomen in de buurt van zijn berghut. Aardige en onaardige mensen beeldhouwt hij op die manier, verre vrienden, dode vrienden, vijanden, maar ook vogels, nimfen, dwergen en feeën.

Op een dag hangt de herfstnevel als adem rond de houten sculpturen. Die lijken daardoor te leven. Die gewaarwording ligt in het verlengde van de waanvoorstellingen waar de man tijdens zijn kluizenaarschap vatbaar voor geworden is. Die zijn onder meer gelinkt aan die ene vrouw die hem door en door kent. Zijn waanideeën worden in de hand gewerkt door hun vergeestelijkte ontmoetingen. De twee reiken namelijk enkel in gedachten nog naar elkaar. Elk apart zijn ze op die momenten samen weg van de wereld.

Het vreemdst wat hem te midden van zijn ‘ademende’ sculpturen overkomt, zijn haar mooie, ontroerende ‘brieven’. Ze duiken op terwijl hij uit de verkoolde resten van een boom een raaf aan het kappen is. Ineens veranderen de houtkrullen en spaanders om hem heen in letters:

‘Letters van het alfabet die, zorgvuldig neergelegd op het witte blad van de nevel, woorden vormden. En de woorden zinnen, die meer of minder lange teksten werden, volledige teksten met een logische samenhang. De man begon aandachtig te lezen. Zij was het die daar vertelde, haar hart voor hem blootlegde. Ze informeerde hem over wat ze deed, hoe ze leefde, wat er gebeurde in de duistere eenzaamheid die ze over zich heen had getrokken. En verder hoe ze het lichamelijk en geestelijk maakte. De man dook met zijn handen in de houtkrullen, haalde ze overhoop, sloeg bladzijden om. In die naar herfst geurende chaos verschenen, helder en nauwkeurig, nog meer brieven op de blanke vellen nevel.’

De post die op deze verlaten plek in het bos toekomt, heeft iets magisch. De sfeer ervan doet me sterk denken aan de nog aangrijpendere boodschappen die Mattis van een houtsnip krijgt in de roman De vogels (1957) van de Noorse Tarjei Vesaas.

Tarjei Vesaas

Tarjei Vesaas (1897-1970) werd geboren in het landelijke Vinje in het zuiden van Noorwegen. Daar bracht hij bijna zijn hele leven door. Na de lagere school beperkte zijn verdere opleiding zich tot een winter op een kostschool. Tegen de traditie in weigerde hij als oudste van drie zonen om de familieboerderij verder te zetten, dit omdat hij zich op zijn schrijverschap wilde concentreren. Hij schreef vooral romans, maar ook gedichten en kortverhalen. Voor zijn roman Is-Slottet (1963), vertaald als Het ijspaleis (2019), ontving hij in 1964 de Nordic Council Literature Prize, in de Noordse landen de belangrijkste literaire erkenning na de Nobelprijs.

Zelf vind ik De vogels sterker. Centraal daarin staat de zevenendertigjarige Mattis. Hij is een wat zwakker begaafde man. Zijn poëtische verbeelding heeft iets kinderlijks, maar wezenlijke dingen ziet hij op zijn manier best scherp. Alleen hebben volwassenen weinig boodschap aan zijn scherpte.

Vogelschrift

Mattis woont met zijn drie jaar oudere zus Hege in een huis in een moerassig klein dal aan een helling die uit het meer oprijst. Hege zou Mattis graag een handje zien toesteken bij de boeren in de buurt. Zo zou ook hij zijn steentje bijdragen aan het huishoudbudget, dat zij met haar breiwerk bijeengaart. Mattis’ hoofd en handen staan echter niet naar werk op het veld. Hij probeert het wel, maar telkens weer draait het op een fiasco uit.

Op een avond zit hij op het stoepje voor hun huis te piekeren, wanneer er een vreemde kreet weerklinkt in de lucht. Meteen volgen er een paar korte, fladderende vleugelslagen en enkele zachte lokroepen, in een hulpeloze vogeltaal. Mattis blijft ademloos wachten, want als de vogel nog een paar keer volgens dezelfde route op en af vliegt, dan is het zowaar een baltsende houtsnip. Daar hoopt hij vurig op. Hij is dan ook buiten zichzelf van vreugde, wanneer zijn vermoeden blijkt te kloppen. In de komst van de houtsnip ziet hij namelijk een voorbode van mooie dingen.

Een eerste teken is de heerlijke droom die de vogel hem brengt. In die droom is Mattis sterk en onbevreesd en krijgt hij de juiste dingen gezegd tegen een meisje. Een ander voorteken is de boodschap die de houtsnip voor hem heeft: ‘Jij bent jij’ ruist er door het bos. Tenminste, zo hoort Mattis het. En diezelfde boodschap leest hij ook in de talloze ronde, diepe prikgaatjes die de houtsnip in de bodem voor hem achterlaat:

‘Mattis bukte zich en las wat er stond. Keek naar de lichte, dansende sporen. Zó licht en fijn is de vogel, dacht hij. Zo licht loopt mijn vogel in de moerassen, als hij moe is van de hemel. Jij bent jij, stond er. Dat was nog eens een boodschap. Hij zocht een stokje en prikte een antwoord op een lege plek in het bruin. Hij gebruikte geen gewone letters, het was voor de houtsnip, dus gebruikte hij ook vogelschrift.’‘

En zo prikken de houtsnip en Mattis enkele dagen lang een groet voor elkaar in de bruine, gladde bodem van een greppel in het bos. Tot het noodlot eerst de vogel treft en later Mattis meesleurt in een negatieve spiraal.

Meer lezen?

  • Mauro Corona: Als een steen in de stroom. Vertaald door Marieke van Laake. Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2022, 223 pagina’s. ISBN: 978 90 284 5075 2
  • Mijn recensie van Als een steen in de stroom voor Mappalibri
  • Bij Wereldbibliotheek staan er voor 2023 nog twee andere van zijn boeken op stapel: Het leven van Celio en zijn debuut uit 1997, de verhalenbundel De vlucht van de marter.
  • Tarjei Vesaas: De vogels. Vertaald door Marin Mars. Lebowski, Amsterdam, 2018, 237 pagina’s. ISBN: 978 90 48844821.
  • Uitgeverij Oevers brengt in het najaar van 2022 De Kiem uit van Tarjei Vesaas