Geboekt – Trip naar Dublin, stad met literair DNA

Zoals de titel al enigszins doet vermoeden is Dublin de setting van James Joyces kortverhalen in Dubliners. Sommige personages uit deze bundel uit 1914 duiken ook op in Ulysses (1922). Met enige zin voor overdrijving stelde de in de Ierse hoofdstad geboren schrijver dat hij in Ulysses een compleet beeld van Dublin wilde schetsen, zodat de stad aan de hand van zijn roman heropgebouwd kon worden, mocht een ramp haar ooit van de kaart vegen. Een landmark in het Dublin van James Joyce is de pub Davy Byrnes. Hieronder meer over deze plek, waarvan het literaire aura verder reikt dan de eigen gelagzaal.

Davy Byrnes

Davy Byrnes vind je in Duke Street, halfweg tussen Trinity College en het park St Stephen’s Green. In het heetst van de Ierse onafhankelijkheidsstrijd, tussen 1916 en 1939, was Davy Byrnes een trekpleister voor de politieke en culturele beau monde. James Joyce kwam er bijvoorbeeld geregeld over de vloer. En ook Leopold Bloom, de hoofdpersoon in Ulysses (1922), wipt er binnen op die bewuste 16 juni 1904, waarop de roman zich afspeelt.

Leopold Bloom vindt het een fatsoenlijke kroeg: de waard kletst niet te veel en geeft al eens een rondje. Binnen hoort Bloom zijn vriend Nosey Flynn bij Davy Byrne hengelen naar een tip voor de Ascot Gold Cup paardenrace. Maar hij is aan het verkeerde adres, want de kroegbaas blijkt nooit op paarden te wedden. Ondertussen doet Leopold Bloom zich te goed aan een onder Joceanen beroemd geworden hap: een broodje gorgonzola met een glas bourgogne.

De taverne is ook bekend als sponsor van een prestigieuze Ierse kortverhalenwedstrijd: de Davy Byrnes Short Story Award. De wedstrijd werd georganiseerd door het literaire magazine ‘The Stinging Fly’ en vond drie keer plaats. Alle drie de laureaten hebben het na hun deelname helemaal gemaakt in de Ierse letteren: Sara Baume (2014), Claire Keegan (2009) en Anne Enright (2004).

Belvedere Hotel

In 2007, drie jaar nadat ze met het verhaal ‘Honey’ de eerste Davy Byrnes Award won, haalde Anne Enright (1962) de Booker Prize binnen met De samenkomst (The Gathering, 2007). Een bepalende scène in deze roman speelt zich af in het statige Belvedere Hotel in Great Denmark Street. Architecturaal sluit de stijl ervan aan bij de doorgedreven symmetrie van de Georgiaanse rijhuizen aan Parnell Square.

Links: Georgiaanse huizen bij Parnell Square, van de hand van graveur James Malton (1761-1803); bron National Library of Ireland https://catalogue.nli.ie/Record/vtls000058514 / Rechts: Belvedere Hotel

Veronica Hegarty, de vertelster van De samenkomst, stelt zich voor hoe haar overleden grootmoeder, Ada Merriman, in 1925 Lambert Nugent en diens vriend Charlie Spillane ontmoet in de foyer van het hotel Belvedere. Lambert en Charlie zullen allebei in Ada’s leven blijven, zoveel weet Veronica. Voorts verzint ze erop los.

Het openingsshot: Lamb Nugent leunt met zijn elleboog op de hoge receptiebalie en ziet Ada in de foyer binnenkomen. Ze gaat in een stoel met een ovale rugleuning bij de deur zitten. Ada is een wees. Ze is beeldschoon. Veronica verbeeldt zich dat ze in het prostitutiemilieu terechtgekomen is (maar later tot inkeer kwam).

Ada en Lamb houden elkaar ruim drie uur tersluiks in de gaten. Een portier loopt intussen aan en af. Een serveerster komt uit de achterkeuken en gaat de trap op met een dienblad om iemand thee te brengen. Ada, amper negentien, trekt op zeker moment haar stoute schoenen aan en spreekt Lamb aan. ‘En?’, vraagt ze. Een gesprek komt er niet op gang, vier meter vloerkleed blijft ondanks haar brutaliteit tussen hen in liggen. De portier begint in de loop van de avond de gaslampen aan te steken. De laatste hangt boven Ada’s stoel. Ze staat op en kijkt daarbij de vier jaar oudere Lamb recht in de ogen. Op de achtergrond borrelen en sissen de gaslampen zacht. Ada Merriman en Lamb Nugent glimlachen naar elkaar.

Stilaan gaat het richting de klok van halfelf. Rond Hotel Belvedere valt het leven langzaam stil. De huurkoetsiers verdwijnen uit het straatbeeld. Een paar heidense stellen zijn nog op weg naar een tramhalte. Heidens, want ze hebben hun honger ondanks de vastentijd gestild in de Savoy Grill of in het Gresham hotel in O’Connell Street. Dan weerklinkt tot in de foyer het geluid waar Lamb Nugent al een hele tijd op wacht. Het is de motor van de donkergrijze Bullnose Morris, waarmee zijn vriend Charlie Spillane Great Denmark Street in komt rijden. ‘Mevrouw,’ zegt Charlie tegen Ada terwijl hij aan zijn niet-bestaande hoed tikt, ‘ik hoop dat dit sujet u aangenaam onderhouden heeft.’

Links: Gresham hotel op een foto van Robert French (1841-1917); bron: National Library of Ireland https://catalogue.nli.ie/Record/vtls000041183 / Rechts: Bullnose Morris; bron veilinghuis Bonhams

Aansluitend vertrekken de beide heren. Ze zoeken nog een kroeg. Conway’s, een van Dublins oudste pubs, is onverlicht, maar iets verderop in Parnell Street vinden ze nog een clandestiene bar in de achterkamer van The Blue Lion – een ‘verdorven’ kroeg. Geen van beide cafés is nu nog open.

Hotel Shelbourne

Een kroeg is ook waar Veronica Hegarty in De samenkomst zelf naar snakt, nadat ze op een avond een ruzie uitlokt met haar echtgenoot. Ongeveer een maand eerder is haar lievelingsbroer overleden en dat verlies heeft haar aan het denken gezet over haar eigen leven. Maar een kroeg zal niet volstaan, een plek voor de nacht heeft ze ook nodig. Hotel Shelbourne wordt haar toevluchtsoord.

Dit stijlvolle hotel ten zuiden van de rivier Liffey kijkt uit op het park St Stephens’s Green. Het bestaat al sinds 1824. In Ulysses herinnert Leopold Bloom zich hoe hij er van de gescheiden Spaans-Amerikaanse lady Dandrade oude omslagdoeken en zwart ondergoed kocht. Wat hem vooral bijbleef, was dat ze geen krimp gaf, toen ze over de prijs onderhandelden. Het kwam hem daardoor voor alsof zij hem voor haar ‘droogrek’ aanzag.

Veronica belandt in een van de elegante bars van Hotel Shelbourne. Het zit er tot haar ergernis vol mensen die zich vermaken. Ze drinken, praten en lachen. Het lijkt wel of ze er alle momenten van gaan barsten. ‘Ik had mijn lichtgroene tweed rok aan moeten hebben, strak om mijn dijen – daar zouden ze niet van terug hebben,’ bedenkt ze nippend aan een gin-tonic in een zwaar glas. Meteen tikt ze zichzelf op de vingers. Want wat zit ze te mijmeren over kleren die het verschil zouden kunnen maken, op een moment dat ze balanceert op het randje van haar huwelijk, of zelfs op dat van haar geestelijke gezondheid?

Trinity College

Vanaf hotel Shelbourne ben je meteen in het Dublin van Sally Rooney (1991). Zij was eerder al als schrijfster en redactrice verbonden aan ‘The Stinging Fly’, de organisator van de Davy Byrnes Short Story Award. Intussen is ze een van de bestuursleden van het literaire platform. Met de roman Normale mensen (Normal People, 2018) had ze een bestseller van formaat beet. Steevast wordt ze omschreven als een millennial die in haar werk focust op de complexe gevoelswereld van haar generatiegenoten.

Haar karakters staan op de drempel van het volwassen leven. Ze mogen dan een digitaler leven leiden dan de generaties voor hen, hun hunkering, smartelijke passie, twijfels en ontluikende lust zijn van alle tijden. Zo volg je in Normale mensen de verwarrende chemie tussen Connell en Marianne, vanaf hun laatste middelbareschooljaren tot wanneer ze verder studeren aan Trinity College.

Trinity College is de plek in Dublin waarmee zowel Sally Rooney’s debuut Gesprekken met vrienden (Conversations with Friends, 2017) als Normale mensen onlosmakelijk verbonden is. Het instituut werd in 1592 in het leven geroepen door koningin Elizabeth I. Het is de oudste universiteit van Ierland. Je vindt er The Old Library, befaamd voor de imposante Long Room met zijn duizenden oude drukken . Het kostbaarste is het ‘Book of Kells’, een manuscript uit het jaar 800. Het bevat de vier evangeliën in het Latijn en is rijkelijk verlucht met miniaturen en andere decoraties.

De campus van Trinity College is uitgestrekt. Neoclassicistische architectuur heeft er de overhand. De daarmee contrasterende stijl van sommige van de modernere gebouwen heeft dan ook voor- en tegenstanders. Dat geldt onder meer voor de brutalistische Berkeley Library en voor het Arts Block. Dat laatste wordt vrij algemeen als de grootste miskleun van de campus beschouwd. Oorspronkelijk was het de bedoeling om tuinen aan te leggen op de uítstekende terrassen van het modernistische gebouw. Het oppervlak bleek daarvoor echter ongeschikt. Er zijn kwatongen die daarom smalen dat de architecten mislukt zijn in hun opzet om de Hangende Tuinen van Babylon na te bootsen.

In haar romans is Trinity College als achtergrond voortdurend aanwezig. Sally Rooney spelt de locaties evenwel nauwelijks expliciet uit. In de tv-series Normal People en Conversations with Friends komen de campus met het indrukwekkende poortgebouw, de grasvelden, maar dus ook het gecontesteerde Arts Block en de Berkeley Library prominenter naar voor.

Finn’s hotel

Aan de zuidoostkant van Trinity College vind je nog een rij huizen uit de achttiende eeuw in rode steen. In de eerste twee ervan in Leinster Street was vroeger Finn’s Hotel gevestigd. En hiermee zijn we terug bij af, het is te zeggen terug bij James Joyce.

In het bescheiden Finn’s Hotel werkte Nora Barnacle als kamer- en barmeisje. Op 10 juni 1904, vlak bij het hotel, kruiste haar pad dat van James Joyce. Ze raakten aan de praat en spraken af om elkaar een paar dagen later weer te zien. Nora kwam echter niet opdagen. Twee dagen nadien, op 16 juni, troffen ze elkaar wel opnieuw.

Ze maakten een wandeling langs de Dodder. Deze rivier komt samen met de Liffey, vlak bij waar die laatste uitmondt in zee. Nora overdonderde James Joyce, zo wil de overlevering, door hem nogal schaamteloos aan te raken en  in een zakdoek te laten klaarkomen. Wellicht wist hij inderdaad niet waar hij het had. Waarom zou hij anders zijn Leopold Bloom in Ulysses uitgerekend op 16 juni 1904 door Dublin laten struinen?

Meer lezen?

  • Sinds 1988 trekt de Dublin Literary Pub Crawl door de straten van de Ierse hoofdstad en brengt de literaire geschiedenis van Dublin tot leven.

  • The Davy Byrnes Short Story Award heeft niet meer plaatsgevonden sinds 2014. Nochtans is de sponsorende pub Davy Byrnes nog altijd alive and kicking, net als de organisator, ‘The Stinging Fly’. Dat laatste is dan ook Ierlands meest vooraanstaande literaire magazine. Het scout nieuw Iers schrijftalent en steunt deze beginnende auteurs door ze een podium te geven. Daarnaast is het een online platform, host het schrijfworkshops en geeft het onder de naam The Stinging Fly Press zelf boeken uit. Vooral hedendaagse schrijvers komen aan bod, zoals onder meer Kevin Barry en Claire-Louise Bennett.
  • Ook heruitgaven van gevestigde waarde Maeve Brennan zitten in hun fonds. De reden valt af te leiden uit het voorwoord van Anne Enright bij Maeve Brennans Ierse verhalen in Springs of Affection (2016). Ze noemt Maeve Brennan daarin een precieze en onverzettelijke schrijfster van tegelijk lieflijke en ondraaglijke verhalen. Dat haar werk nog altijd aanslaat, komt volgens Anne Enright ook doordat Maeve Brennan een strijd leverde, die nog steeds niet gestreden is: die tegen het glazen plafond.

  • Tegenover het ouderlijk huis van Oscar Wilde op Merrion Square ligt een beeld van de dandy schrijver.

  • Literatuur staat in de kijker in deze musea, om er slechts twee te noemen: Museum of Literature Ireland, kortweg MoLI, en het James Joyce Centre.

  • Wie James Joyce (1882-1941) zegt, zegt Dublin. Nochtans waren zijn gevoelens tegenover de stad dubbel. In zijn jonge jaren was Dublin een draaischrijf van het Ierse nationalisme. Volgens hem zette dit in combinatie met het katholieke provincialisme, een domper op de culturele bloei. Hij bleef er dan ook slechts wonen tot hij vooraan in de twintig was. Daarna stak hij het Kanaal over. Na een tussenstop in Parijs reisde hij naar Zürich samen met Nora Barnacle, zijn muze en wederhelft. Er was hem daar een baan beloofd aan het Berlitz-talencentrum. Toen puntje bij paaltje kwam, bleek die echter al ingenomen. Het werd dus wachten op een nieuwe aanstelling. Die kwam er in maart 1905, weliswaar aan het Berlitz in het Noord-Italiaanse Triëst. Van 1905 tot 1915 werd Triëst zo hun thuishaven. Later verkasten ze naar Parijs. Met de opkomst van het fascisme verhuisden James Joyce en Nora Barnacle aan het eind van de jaren dertig opnieuw naar Zürich. Daar overleed hij in 1941.