Geboekt – Trip naar Marseille: haven van hoop

© https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Entree_Vieux-Port_Marseille.jpg

In 1940/1941 werd Marseille overspoeld door overwegend Joodse vluchtelingen. Vanuit de Zuid-Franse havenstad wilden ze het Europese continent met zijn oprukkende nazisme verlaten. Hierover gaat de Netflix-reeks Transatlantic (2023). De serie is gebaseerd op ware feiten. De makers hebben die weliswaar rijkelijk verweven met sterk geromantiseerde verhaallijnen. Hier en daar wordt er zelfs ronduit een loopje genomen met de werkelijkheid. Dit neemt niet weg dat de reeks me terugvoerde naar het Marseille van toen, dat ik een tijdje geleden verkende met de roman Transit van de Joods-Duitse Anna Seghers (1900-1983) op zak. Als vanzelf botste ik vanuit het verleden ook op de modern(istisch)e architectuurparels die de stad rijk is.

Vieux Port

In Marseille leiden alle wegen naar de Oude Haven en haar wandelpromenade langs de kaaien. Voorbij de boten ligt de Middellandse Zee er blauw te schitteren. Aan de landkant kuier je langs een guirlande van restaurants, brasserieën en cafés.

Met het zicht op de Oude Haven wil de verteller van Anna Seghers’ roman Transit je verleiden tot een glas rosé en een stuk pizza – voor een echte maaltijd heeft hij het geld niet. We schrijven het voorjaar van 1941. Hij is een zevenentwintigjarige vluchteling uit Duitsland. Hij heet Seidler, althans volgens de pas, die hij bij zich draagt. Waarom hij je aanklampt? Hij wil een keer van a tot z vertellen hoe hij enkele maanden eerder in Marseille belandde, er in de ban raakte van Marie en op het nippertje aan de dood ontsnapte.

Bron: https://nl.geneanet.org/prentbriefkaarten/view/6820090#0

Wanneer je naast hem gaat zitten, zal je slechts meekrijgen hoe de pizza op het open vuur gebakken wordt. Ga dus liever voor de plek tegenover hem, want dan word je getrakteerd op het uitzicht op de Vieux Port en de zon die ondergaat achter Fort Saint-Nicolas. Dit verdedigingsfort stamt samen met Fort Saint-Jean uit de tijd van Lodewijk XIV.

De Oude Haven van toen biedt trouwens nog een schouwspel: de pont transbordeur. Deze vijftig meter hoge ijzeren brug verbindt twee enorme pylonen aan weerszijden van het havenbekken. De brede gondel, die aan stalen kabels onder de brug hangt, brengt vracht en personen zwevend boven het water heen en weer. (in 1944 werd deze zweefbrug weliswaar vernield)

Reisadviezen en radeloosheid

De Vieux Port met zijn havencafés deint eeuwig mee op het tij van de geschiedenis. Vandaag de dag hangt er een ongedwongen sfeer, aan het begin van de jaren veertig gonsde het er van nerveuze spanning. Of zoals de verteller van Transit een alledaagse middag beschrijft:

De Oude Haven was blauw. U kent dat heldere middaglicht wel dat kil in alle uithoeken van de wereld schijnt, die allemaal even troosteloos zijn. Aan mijn lange tafel zat een dikke vrouw met een enorm kapsel. Ze at een ongelooflijke hoeveelheid oesters. Ze at van verdriet. Haar visum was definitief geweigerd, daarom at ze haar reisgeld op. Maar er was bijna niets anders te krijgen dan wijn en schelpdieren. De middag vorderde. De consulaten gingen dicht. Brûleurs des Loups en andere gelegenheden werden nu overspoeld door de door angst gekwelde transitreizigers. De lucht was vol van hun dwaze gezwets, die onzinnige mengeling van ingewikkelde adviezen en totale radeloosheid. Het schaarse licht van de verschillende aanlegsteigers viel op het donkerder wordende oppervlak van de Oude Haven. Ik legde mijn geld op tafel omdat ik naar Mont Vertoux wilde verkassen’.

In werkelijkheid heetten de cafés ‘Mont Ventoux’ en ‘Brûleur de loups’. Mont Ventoux was op de hoek van de Quai des Belges met de brede boulevard de Canebière. Er vlak naast op de Quai des Belges lag café Brûleur de loups. Dit was een plek waar de surrealisten graag verzamelden. (op dezelfde locatie bevindt zich nu de brasserie OM Café)

Transit

De jonge Duitse verteller trok met de stroom van overwegend Joodse vluchtelingen mee naar het onbezette zuiden van Frankrijk. Eigenlijk waren Joden uit Midden- en Oost-Europa, net als antifascisten, vanaf juni 1940 nergens nog veilig in Frankrijk. Het land was grotendeels in handen van de Duitsers en in de zogenaamde Vrije Zone collaboreerde het Vichy-regime van maarschalk Pétain met de nazi’s. Bovendien waren de Fransen volgens het afgesloten wapenstilstandsverdrag verplicht om Duitse staatsburgers op hun grondgebied uit te leveren. Massa’s vluchtelingen hoopten dan ook vanuit Marseille weg te komen uit Europa.

De bagage van de jonge Duitse verteller van Transit bestond uit een koffer, niet van hemzelf, maar van zijn landgenoot Weidel, een dichter. Die had in zijn hotel in Parijs, bij de intocht van de Duitsers, een dodelijke dosis vergif ingenomen. De hoteluitbaatster had zijn lichaam doen verdwijnen, maar met zijn koffer zat ze nog verveeld. Toen Seidler in die dagen bij haar kwam aanzetten met een brief voor de dichter, scheepte ze hem af en gaf hem maar al te graag Weidels hebben en houden mee.

Kanttekening: de fictieve dichter Weidel is gebaseerd op de uit Oostenrijk-Hongarije afkomstige Joodse schrijver Ernst Weiss (1882-1940). Vanaf 1933 leefde hij als balling in Parijs. Toen hij daar in 1940 ingehaald werd door Hitler en de zijnen, pleegde hij zelfmoord. Zijn roman De arme verkwister uit 1936 werd in 2012 door Van Gennep opnieuw uitgegeven.

Persoonsverwisseling

Weidels koffer bevatte een onaf manuscript en een paar brieven, waaronder twee van diens vrouw, Marie. In de ene laat ze hem weten dat ze hem nooit meer wil zien. In de andere smeekt ze hem naar Marseille te komen, want zijn visum en reisgeld liggen er klaar op het Mexicaanse consulaat en met zijn hulp kan ook zij wegkomen.

Eenmaal in Marseille meldde Seidler op het consulaat dat hij voor de zaak Weidel kwam. De dienstdoende kanselier meende dat Weidel de schrijversnaam was van de verteller. Die deed niets om de ambtenaar op andere gedachten te brengen. In afwachting van de verdere regularisatie van Seidlers/Weidels papieren verspreidde zich al het gerucht dat Weidel in de stad was. Bijgevolg speurde Marie dag in dag uit de havencafés af naar haar echtgenoot.

Tot haar wanhoop wilde die blijkbaar niet gevonden worden. Dat Seidler plots te pas en te onpas haar pad kruiste, schreef ze toe aan het toeval. In werkelijkheid liep hij haar voor de voeten in de hoop haar zelf voor zich te winnen. Seidler verzweeg lang hoe de vork in de steel zat. En toen hij Marie de ware toedracht alsnog opbiechtte, geloofde ze hem niet. Bijgevolg bleef de dode Weidel tussen hen in staan.

Anna Seghers’ eigen vertwijfeling

In Anna Seghers’ tragische liefdesgeschiedenis voel je het zenuwslopende wachten op consulaten, in havencafés en in morsige hotelkamers. Alomtegenwoordig is ook de niet aflatende angst om gearresteerd te worden wegens een ontbrekend of verlopen legitimatiebewijs. Ondanks de pieken van nervositeit heerst er ook lusteloze verveling. En tussen alle vertwijfeling door klaart de hemel op voor wie naar veiliger oorden kan vertrekken.

Dat Anna Seghers die sfeer zo pakkend beschrijft, is niet verwonderlijk. In de winter van 1940/1941 woonde de Joods-Duitse schrijfster zelf in Marseille. Ze had een kamer in hotel Aumage, in de lelijke Rue du Relais, een kort doodlopend achterafstraatje achter Belsunce.

Belsunce is nu een geanimeerde migrantenwijk vlak bij de Vieux Port en de Canebière. Tot de Tweede Wereldoorlog vond je langs die Canebière chique cafés, bioscopen, theaters en prestigieuze hotels. De statige façade van het Hôtel du Louvre et de la Paix herinnert nog aan de grandeur van toen. Het gebouw is wel herbestemd.

Anna Seghers had haar tienerzoon- en dochter bij zich. Haar Joodse echtgenoot moest ze nog zien vrij te krijgen uit het interneringskamp Les Milles bij Aix-en-Provence. Zoals alle andere vluchtelingen was ze in de weer om de nodige reisdocumenten te bemachtigen om met haar hele gezin te emigreren. In maart 1941 was het zover: ze scheepten in met eindbestemming Mexico.

Net als tal van hun lotgenoten hadden ze hulp gekregen van de Amerikaan op wie velen hun hoop vestigden: Varian Fry, de spilfiguur van het Emergency Rescue Committee (ERC).

De laatste strohalm

Varian Fry (1907-1967) is een journalist en voormalig student aan Harvard. In juni 1940 daalt hij stijf in het pak de indrukwekkende trappenpartij af van het station Saint-Charles. Hij heeft een paar dollarbiljetten bij zich en een lijst met tweehonderd namen van beroemde schrijvers, kunstenaars en intellectuelen die in gevaar zijn. Onder hen de auteurs Lion Feuchtwanger, Heinrich Mann en Alfred Döblin, alsook de kunstenaars Max Ernst en André Breton, en de filosofen Hannah Arendt en Walter Benjamin.

Station Saint-Charles, © Stefan Stynen

De lijst is mee samengesteld door Thomas Mann, die al eerder naar de VS emigreerde. In anderhalf jaar tijd zullen twintigduizend (!) vluchtelingen bij de Amerikaanse hulporganisatie aankloppen. Aan meer dan vierduizend mensen heeft het ERC op de een of andere manier bescherming geboden. Tussen de vijftienhonderd en de tweeduizend vluchtelingen werden daadwerkelijk langs legale of illegale weg uit Frankrijk weg geholpen.

Notre-Dame de la Garde, © Stefan Stynen

Varian Fry richt zijn bureau in op de vierde verdieping van hotel Splendide op de Boulevard d’Athènes, vlak bij het station. Vanuit zijn kamer ziet hij in de verte de Vieux Port liggen. Bij het raam hangt een wazig schilderij met het silhouet van de boven Marseille uittorenende basiliek Notre-Dame de la Garde.

Het gebouw is nu geen hotel meer. Er blijft ook niets meer over van de toenmalige pracht en praal van de hotellobby, zoals die wel nog blijkt uit het relaas van de verteller uit Transit. Ook hij heeft er namelijk een keer zitten wachten op deze Amerikaan, ‘die de consuls op hun gemoed werkte’.

In de ruime hal zaten ‘[…] heren uit Vichy, heren van de Duitse commissie, Italiaanse agenten, voorzitters van de Rode Kruiscommissie, voorzitters van de grote Amerikaanse weet ik wat voor commissie, en in de hoeken van de spiegelzaal onder de palmen stonden, opvallend onopvallend lurkend aan de beste sigaren uit de verschillende landen, de best geklede, best betaalde spionnen van de wereld’.

Villa Air-Bel

Varian Fry loopt in hartje Marseille onvermijdelijk in de kijker van zowel de Gestapo als de Franse politie. Wanneer de grond hem te heet onder de voeten wordt, verhuist hij van hotel Splendide naar de oostelijke buitenwijk La Pomme.

Zijn nieuwe onderkomen wordt Villa Air-Bel. Dit is een groot maar ietwat bouwvallig negentiende-eeuws herenhuis met zicht op het omringende heuvellandschap en de bergen verderop.

Een lange laan omzoomd met platanen leidt langs een klein koetshuis in de schaduw van enkele ceders naar de aardekleurige villa met lichtgroene luiken. Het terras waarlangs een glazen kas staat, geeft uit op een strakke tuin.

Tegen eind oktober 1940 heeft Varian Fry een twaalftal medebewoners. De gangmaker van het gezelschap is de oppersurrealist André Breton. Die vindt dat de surrealisten te allen tijde de geest van het fascisme al zingend, spelend en lachend moeten uitdagen. Elke aanleiding is welkom. Zo laat hij de bidsprinkhanen uit de serre langs het terras de avondlijke tafelanimatie verzorgen met hun paaractiviteiten. Zijn echtgenote Jacqueline Lamba, voorheen variétéartieste, imponeert hun huisgenoten dan weer met haar kunststukjes op de geïmproviseerde trapeze in de platanen.

Jeu de Marseille

Bij een zoveelste glas witte wijn in café Brûleur de loups vat een aantal surrealisten onder leiding van Breton het plan op om een nieuw kaartspel ineen te boksen. Er wordt geloot voor wie welke van de tweeëntwintig tekeningen voor zijn rekening zal nemen. Ze noemen hun gemeenschappelijke creatie Jeu de Marseille en werken het kaartspel verder uit in villa Air-Bel.

Met wat briefpapier, een rood, een geel en een blauw potlood, waterverf en zwarte Chinese inkt gaan de kunstenaars aan de slag. Met negen zijn ze: Victor Brauner, André Masson, Oscar Dominguez, Max Ernst, Jacques Hérold, Wilfredo Lam, Frédéric Delanglade, Jacqueline Lamba en André Breton zelf.

De joker is gebaseerd op de trekken van de figuur Ubu. Die werd bedacht door Afred Jarry, een voorloper van het dadaïsme en het surrealisme.

Het legendarisch geworden kaartspel behoort nu tot de vaste collectie van het Musée Cantini, dat gespecialiseerd is in moderne kunst uit de eerste helft van de twintigste eeuw.

Wijlen Villa Air-Bel

In 1970 werd Villa Air-Bel gesloopt. Alleen een virtueel bezoek is nu nog mogelijk. Ook het bos errond, waar het ERC dertig jaar eerder geregeld geld verstopte, heeft er begin jaren zeventig plaats moeten maken voor onder meer vier sociale woontorens van achttien verdiepingen. De Cité Air-Bel telt duizend tweehonderd appartementen. Helaas is deze wijk, op enkele kilometers buiten het stadscentrum, sinds jaren een van de gevaarlijkste banlieues van Marseille.

Nochtans liggen er nobele sociologische doelstellingen aan de basis van dit urbanisatieproject. Die vertrekken vanuit de overtuiging dat de samenleving beter wordt van een goed doordachte stadsplanning, die functionele wooneenheden afwisselt met publieke ruimte.

La Cité Radieuse, foto door Yana Marudova op Unsplash

Dit is tevens de filosofie achter – de in Marseille nog altijd omstreden – La Cité Radieuse. Deze betonnen stad op pijlers is door de Zwitsers-Franse architect Le Corbusier ontworpen. Ze werd in 1952 voltooid. Bijkomende input voor de constructie kreeg Le Corbusier van de Franse ontwerper Jean Prouvé. Samen met Charlotte Perriand bepaalde die ook mee de vormgeving van de deur- en raamkozijnen, de trappen en de keukenunits voor de driehonderdzevenendertig appartementen. Naast woongelegenheid bevinden er zich in het brutalistische bouwwerk ook winkels, een hotel en het restaurant Le Ventre de l’Architecte. Het dak is een zonneterras met zwembad.

Nieuwe architectuurparels

Met het oog op haar rol als Culturele Hoofdstad in 2013 onderging Marseille een indrukwekkende opfrisbeurt. Zo sieren twee nieuwe architectuurparels de Esplanade J4, een oude havenpier op een boogscheut van de Vieux Port.

Half boven een waterbassin zweeft het strakke cultuurcentrum Villa Méditerranée. Er vlakbij heb je het MuCEM, het Musée des Civilisations de l’Europe et de la Méditerranée. Dit valt dan weer op door de gevel, die bekleed is met kantwerk van betonnen algen. Vanaf het dakterras brengt een passerelle je over het water naar Fort Saint-Jean. Van het fort loopt er een tweede wandelbrug naar de oude wijk Le Panier. Nauwe straten en pleintjes verlenen dit stadsgedeelte een dorpssfeer, en tegelijk zorgen kunstgalerijen er voor een boeiende dynamiek.

Een uitnodigende trekpleister is ook l’Ombrière, de ontmoetingsplaats aan de Vieux Port, bedacht door de Britse sterarchitect Norman Foster. Het is een hemelgewelf van edelstaal dat de haven en de passanten weerspiegelt.

L’Ombrière mag dan de wereld op zijn kop zetten, er zijn nog zekerheden die overeind blijven. Zo worden de huizen rond de Oude Haven als vanouds aan het zicht onttrokken door de boten en hun wirwar van masten. En nog altijd gaat de zon onder achter Fort Saint-Nicolas.

Meer lezen?

  • Anna Seghers: Transit. Vertaald door Elly Schippers. Van Gennep, Amsterdam, 2012, 294 pagina’s. ISBN 978 94 6164 129 8.
  • Rosemary Sullivan: Villa Air-Bel. Vertaald door Regina Willemse. De Geus, Breda, 2013, 508 pagina’s. ISBN 978 90 445 2512 0.
  • In januari 2024 komt bij Cossee Vluchtoord Marseille uit. Daarin doet Varian Fry zelf verslag van zijn bloedstollende reddingsacties, die hij vaak voor de ogen van Duitse spionnen en Vichy-politieagenten uitvoerde.
  • De verteller van Transit verzeilde op een dag in café Rotonde. Hij registreerde er een gesprek aan het tafeltje naast het zijne. Het ging over een man die zichzelf doodgeschoten had in een hotel in Portbou, aan de overkant van de grens met Spanje. Dit deed hij uit vrees dat de autoriteiten hem naar Frankrijk terug zouden sturen. Zonder hem bij naam te noemen, sluisde Anna Seghers hiermee de Joods-Duitse filosoof Walter Benjamin in haar roman – al kwam die in het echt wellicht aan zijn eind door een overdosis morfine. Dat hij Portbou bereikte, dankte hij aan de onverschrokken verzetsstrijdster Lisa Fittko. Veertig jaar later schreef zij over deze expeditie en andere van haar toenmalige wapenfeiten het recent vertaalde memoir Vlucht over de Pyreneeën. ‘Mijn tocht met Walter Benjamin’.

Meer reizen?

Nog twee tips voor een uitstap vanuit Marseille:

  • Op een zestigtal kilometer van Marseille ligt Sanary-sur-Mer. Vanaf 1933 werd dit kleine vissersdorp aan de Middellandse Zee een trefpunt voor tal van Duitse en Oostenrijkse schrijvers die op de vlucht waren voor Hitler. Thomas Mann was een van hen, net als zijn broer Heinrich Mann, alsook zijn zoon Klaus Mann, en verder Bertolt Brecht, Lion Feuchtwanger, Franz Werfel met Anna Mahler-Werfel, Joseph Roth, Stefan Zweig, Ludwig Marcuse en heel wat anderen. Die laatste noemde het dorp daarom schertsend ‘de heimelijke hoofdstad van de Duitstalige literatuur’. In Sanary-sur-Mer kan je een wandeling maken langs de locaties waar deze literaire reuzen voor langere of kortere tijd in ballingschap verbleven. (verschillenden van hen zijn 1936 overigens een zomer in Oostende neergestreken)
  • Voor de kust van Marseille ligt de Frioul-archipel. Een van de vier eilandjes is Île d’If. Dit werd vooral bekend dankzij de onschuldig veroordeelde zeeman uit Alexandre Dumas’ avonturenroman De graaf van Monte-Cristo. Veertien jaar werd die vastgehouden in de kerkers van het eilandfort Château d’If.