In de kijker – Ann Quin: de avant-gardeschrijfster uit Brighton en haar seaside noirs

Ann Quin (1936-1973) is een vreemde eend in de bijt van de Britse literatuur: een vrouw uit de arbeidersklasse, die met haar zonderlinge verbeeldingskracht een dosis morsige anarchie in de Britse fictie wilde brengen. In haar romans heeft ze het vaak over de zee, over het geluid, de geur, de golven, het wier, de rotsen. De schrijfster uit de kustplaats Brighton lijkt dan ook een soort relatie te hebben met de zee. Misschien had ze zelfs het gevoel dat ze van de zee was, bedenkt de verteller-veellezer in Claire-Louise Bennetts Kassa 19. Zou het? Een gedurfde visie is het alleszins, als je weet dat Ann Quin in de zee de dood vond.

Ann Quin in Kassa 19 van Claire-Louise Bennett

Ann Quin is maar een van de vele auteurs die verzeild raken in Claire-Louise Bennetts Kassa 19. De ik-verteller van deze roman haalt zich immers tal van boeken en schrijvers voor de geest. Dit doet ze lang niet altijd om het over hun inhoud of strekking te hebben. Vaak gaat ze vooral in op anekdotes rond hoe, wanneer en waarom ze op haar pad kwamen en wat ze bij haar teweegbrachten. Zo is er bijvoorbeeld Jenseits von Gut und Böse van Friedrich Nietzsche. Dit boek kreeg ze op een dag toegestopt door de grote, langharige Rus, die een vaste klant was aan haar kassa, toen ze als jobstudent in een supermarkt werkte.

De naam Ann Quin heeft ze voor het eerst horen vallen buiten voor een pub. Ze stond tegen het raam geleund naast een man, die haar een vuurtje gaf en haar iets vertelde over de schrijfster. De naam zei haar niets en verdween tussen de plooien van haar herinnering. Jaren later ving ze hem opnieuw op.

De zee/het zelf?

Dan pas kwam ze erachter dat Ann Quin zevenendertig was, toen ze op de laatste maandag van augustus 1973 ter hoogte van Palace Pier de zee in liep in haar geboortestad Brighton. Haar levenloze lichaam werd een dag later gevonden door een zeiler, een tiental kilometer verderop. De schouwarts gaf geen doodsoorzaak op.

Toch sprak iedereen nadien over zelfmoord, wat de ik-figuur uit Kassa 19 irriteert. Haar ergernis gaat nog in crescendo, zodra ze dieper in het werk van Ann Quin duikt: ‘Misschien, afgaande op hoe ze de wereld zag en eraan deelnam, pleegde Ann Quin niet zozeer zelfmoord toen ze onder de golven ging’, maar voelde ze zich herenigd met haar primaire zelf.

Hoe zag Ann Quin dan de wereld? En hoe nam ze eraan deel?

Acteren of schrijven?

Ze groeit op in een arbeidersgezin in de badplaats Brighton in Zuid-West Engeland. Haar schooltijd brengt ze door bij de nonnen. Huiswerk boeit haar niet, liever zit ze met haar neus in boeken uit de bibliotheek. Wanneer ze een jaar of tien is, gaan haar ouders uit elkaar. Op haar veertiende komt ze te weten dat ze een halfbroer heeft. Ze krijgt een boontje voor hem, maar vier jaar later overlijdt hij.

Dan al weet ze dat ze op de planken wil staan. Schrijven is slechts haar plan B. Acteren lijkt haar vooral minder eenzaam. In afwachting van een theatercarrière, die er overigens niet zal komen, volgt ze lessen typen en steno. Die kennis levert haar luizige kantoorbaantjes op. In de avonduren kruipt ze in haar pen, maar vindt geen uitgever voor haar eerste schrijfsels.

Met volle moed zet ze door. Halfweg een boek is ze, wanneer ze om den brode in een hotel in Cornwall gaat werken – bedden opmaken, aardappelen schillen, afwassen, stofzuigen, en de ruim dertig gasten dagelijks hun lunch, vieruurtje en avondeten serveren. Dat opdienen bevalt haar nog het best. Het voelt een beetje als het toneel opkomen en weer afgaan.

De onverdraaglijke absurditeit van het leven

Veel tijd om verder te schrijven rest er haar in het hotel in Cornwall niet. Daar komt nog bij dat haar mentale gezondheid het laat afweten. Ze stort in, geeft haar ontslag en vertrekt vervolgens als een dief in de nacht.

Terug thuis, bij haar moeder, keert ze zich volledig in zichzelf. Ze is daarenboven de hele tijd duizelig en kan lawaai noch zonlicht verdragen. Wekenlang brengt ze door in bed. Met de hulp van een psychiater klimt ze uit dit dal. Haar drijfveer om de draad weer op te pakken, zo schrijft ze in het postuum verschenen The Unmapped Country (2018, een bundeling van verhalen en andere teksten): de eenzaamheid daar beneden in de put is nog erger dan de absurditeit die je moet verdragen om het leven van alledag aan te kunnen.

Ze trekt naar Parijs, maar sluit zich ook daar weer in een kamer op. Na een maand keert ze terug naar Londen, neemt een nieuwe kantoorbaan aan en vindt een onderkomen dicht bij haar nieuwe werkgever. ’s Nachts begint ze er opnieuw te schrijven, maar haar nachtelijke getokkel op de typemachine werkt haar huisbazin zo op de zenuwen, dat die haar buitengooit.

Op dus naar een nieuwe stek. Het wordt een zolderkamer, met een tussenmuur die nauwelijks het doen en laten verhult van de bewoner aan de andere kant. Tijdens haar winter op deze plek schrijft ze een roman over ene Oscar, die zijn monsterachtige kind vermoordt. Het zonderlinge, dialoogloze manuscript neemt telefoonboekproporties aan. Wanneer ze ermee klaar is, herschrijft ze het en stuurt het eindresultaat naar een aantal uitgevers. Weer komt het haar op afwijzingen te staan. Er valt echter ook één aanmoedigende brief in de bus. Dankzij dit duwtje in de rug, geeft ze niet op. Met haar volgende boek, Berg, zal ze debuteren.

Seaside noir?

Van Berg (1964, Nederlandse vertaling 2022) wordt wel eens gezegd dat het een ‘seaside noir’ is. Door de vele kolderieke voorvallen is het echter geenszins een door en door duister boek. Het gaat over Berg, een handelsreiziger in haarproducten. Na zijn naam te hebben veranderd in Breg, trekt hij naar een badplaats (lees Brighton), om er zijn vader te vermoorden. Het is zijn manier om zich te wreken op de man, die uit zijn leven verdween, toen hij nog maar een kind was. Hij (de zoon, Alistair Berg/Breg, oftewel Aly) huurt een pensionkamer naast die van zijn vader (Nathaniel, oftewel Nathy) en diens minnares Judith:

‘Raam wazig van naseizoensnevel. Boven de zee, uitkijkend op het stadje, draait een lichaam op een krakend bed: vis zonder vinnen, platte kop, witte kieuwen, gevangen in een pensionkamer – met zelden door de zon beroerde contouren – Alistair Berg, haarspecialist met kromme vliestenen, ligt gespannen tussen hart en klok te knabbelen in het schemerlicht, en gelach uit de dansclub aan de overkant.’

Eerst volgt Berg/Breg de gedragingen van zijn vader en Judith via de dunne scheidingswand tussen hun kamers. Vervolgens werkt hij zich langzaamaan bij hen binnen. Zijn moordpogingen baden in het absurde, net als zijn gerotzooi met Judith. Tijdens een van hun vrijpartijen versmelten vader en zoon in Judiths hoofd, wat haar als volgt voorkomt:

‘Als de zee in lopen. De zee alleen. Alleen bij de zee. Bij de zee. Alleen. Jij alleen.’

Berg en Drie met Lyonel Feininger op de achtergrond

Meer ménage à trois in Drie

Ann Quin liet vier romans na: Berg (1964), Three (1966), Passages (1969) en Tripticks (1972). Dankzij het succes van haar debuut won ze een D.H. Lawrence fellowship aan de universiteit van New Mexico – D.H. Lawrence woonde een tijd met zijn echtgenote op een ranch vlak bij Taos in New Mexico. Zo belandde Ann Quin halfweg de jaren zestig op haar beurt ook een tijdje in het zuiden van de VS. Haar huurhuisje in Placitas, een dorp in de buurt van Albuquerque, was de uitvalsbasis vanwaar ze toen door Amerika reisde, van Maine en New York tot San Francisco.

Toch baadt ook Drie (2023), de opvolger van Berg, helemaal in een Brighton-achtige sfeer. En net als in haar debuut voert ze opnieuw een driehoeksverhouding op, maar dan zinnelijker, aftastender. Ruth en Leonard zijn om en bij de veertig. Hij is vertaler en een gedreven orchideeënkweker. Zij lummelt maar wat rond, drinkt thee, verbijt hoofdpijn en ontfermt zich over de kat Bobo. Het kinderloze echtpaar heeft een flat in de stad en een buitenverblijf aan zee.

Gedurende een halfjaar woonde de jonge vrouw S bij hen in. De roman begint kort na haar dood. Zij is op een herfstdag namelijk in haar eentje in een roeiboot gestapt en verdwenen op zee. De gekapseisde boot is teruggevonden, net als haar jas. Er zat een briefje in. Alles wijst op zelfmoord.

Er was Ruth en Leonard voorgespiegeld dat S moest herstellen van een ziekte en dat ze behoefte had aan wat geborgenheid. Van hun kant lijkt het erop dat ze haar in huis haalden in de hoop om door de aanwezigheid van een derde persoon weer heel te worden. Want feit is dat ze onder hun tweeën langs elkaar heen leven en praten.

Meer zee in Drie

Het buitenverblijf van Ruth en Leonard, het gebroken witte Grijze Huis, is gebouwd in de jaren 1920. Het kijkt uit op een verlaten stuk kust, dat tot een bepaalde golfbreker van hen is. Er is een terras, de tuin waaiert breed uit tot aan de rand van het klif. Vandaar daalt een houten trap af naar het strand, waar gedachten vol verlangen vrij spel krijgen:

‘In de zon liggen

op het terras. Het strand. Ze nippen van drankjes met ijs.

Smeren elkaars rug in. Benen. Hij roept vanaf de golfbreker. Samen onder water.

In dagdromen

opgaan. Het bed een oceaan

neer

op

over. Boven hangend. Houd me daar vast. Verstuiven in de mond. Verwijde pupillen.’

Brighton Beach, John Constable © https://www.john-constable.org/Brighton-Beach.html

Versplinterde werkelijkheid

Drie is een permanent switchen tussen dagboeknotities, audiofragmenten, heden, verleden, flashbacks en droomsequenties. Verder speelt Ann Quin ook met het vertelperspectief. Het resultaat van haar sterk gefragmenteerde stijl is een versplinterde werkelijkheid. Haar proza is dan ook bij momenten ongrijpbaar, iets wat je moet aanvaarden om van haar werk te houden.

De meeste houvast vind je in de intense geërotiseerde lading onder de oppervlakte van deze modernistische roman. De drie hoofdpersonen worden erdoor in de greep gehouden. Nu eens komen ze nader tot elkaar, dan weer schroeien ze zich aan elkaars nabijheid, lopen ze vast, worstelen ze met hun demonen, waarna het zoeken naar geborgenheid herbegint. Doorheen die hunkering van S klinkt op de achtergrond ook weer vaak de zee:

‘Na het eten op het terras heb ik gisteravond geprobeerd L over te halen om te gaan zwemmen. Hij schudde zijn hoofd, al merkte hij amper dat ik sprak. Halverwege de tuin keek ik om en zag R voor haar raam. L over zijn glas gebogen. Maar tegen de tijd dat ik bij de rand van de klif kwam zag ik alleen het flauwe lichtpuntje van zijn sigaret, en het licht in R’s kamer ging uit. De maan was vol, gaf het zand het aanzien van ijs, de golven braken als sneeuw op de rotsen. In de verte dobberden vissersboten.

Het morbide verhaal ‘Nude and Seascape’

In het postuum uitgebrachte The Unmapped Country (2018, een bundeling van verhalen en andere teksten) is het morbide verhaal ‘Nude and Seascape’ opgenomen. Daarin vindt een man op een stuk rotskust een levenloze vrouw. Haar lichaam steekt rozig af tegen het grijze, pokdalige gesteente. Dit contrast stoort hem. Waar zou hij haar beter kunnen leggen? Het begint te regenen en een van de rondcirkelende meeuwen stort zich roepend als een kat op het haar van de vrouw, dat in een plas water verstrengeld is met zeewier. Na een sigaret beslist de man om haar te verslepen naar waar er meer zand is. Daar dut hij in, meer nog, hij slaapt een gat in de volgende dag.

Coastal Scene, John Constable © https://www.john-constable.org/Coastal-Scene.html

Hij vindt het plaatje nog altijd niet kloppen en verplaatst de vrouw naar waar het zand witter is en er geen kiezel te bespeuren valt. Eenmaal daar wordt het lichaam hem te veel, hij wil enkel nog het hoofd. Hij gaat aan de slag met zijn roestige zakmes en zet het losgesneden hoofd in het midden van het zand. Het rolt weg. Vervolgens graaft hij het half in. Voor het eerst vallen hem de ogen op van de vrouw, groen als zeestenen.

Hij doet een stap naar achter, is tevreden met het resultaat, maar vrijwel meteen lijkt het hem nu te perfect, te mooi ook. Daarop graaft hij een diepere kuil voor het hoofd en gooit er zand over. De rest van het lichaam ligt iets verderop, nog open en bloot. Zo vindt hij het tableau er perfect uitzien. Intussen klinken de stemmen die hij eerde al hoorde heel dichtbij. Na een blik op zijn bebloede handen en kleren te hebben geworpen, sterft het verhaal weg met de slotzin:

‘Hij waadde de zee in’.

Meer lezen?

  • Ann Quin: Berg. Vertaald door Barbara de Lange. Uitgeverij Oevers, Zaandam, 2022, 207 pagina’s. ISBN 978 94 93290136
  • Ann Quin: Drie. Vertaald door Barbara de Lange. Uitgeverij Oevers, Zaandam, 2023, 215 pagina’s. ISBN 978 94 93290501
  • Mijn recensie van Drie voor Mappalibri
  • Ann Quin: The Unmapped Country. And Other Stories, 2018, 178 pagina’s. ISBN 978 19 11508144
  • Claire-Louise Bennett: Kassa 19. Vertaald door Karina van Santen en Martine Vosmaer. Uitgeverij Koppernik, Amsterdam, 2022, 219 pagina’s. ISBN 978 90 831 74457
  • Veel van de seascapes die landschapsschilder John Constable maakte tussen 1824 en 1828, worden gelinkt aan Brighton. Hij verbleef er in die jaren geregeld met zijn gezin, in de hoop dat zijn echtgenote, die tuberculose had, bij de zeelucht baat zou hebben. Tevergeefs, ze overleed in 1828.