In de kijker – ‘De minnaar (uit Noord-China)’ van Marguerite Duras

Frans-Indochina, 1930. Marguerite Duras (1914-1996) is vijftieneneenhalf. Ze staat op het dek van de veerboot die haar over de Mekong van Sa Dec naar Saigon brengt. Een elegante, zevenentwintigjarige rijkeluiszoon uit Noord-China heeft haar in de gaten tijdens die overtocht. Meteen valt hij voor het witte schoolmeisje in haar versleten mouwloze jurk van natuurzijde met daaronder hooggehakte schoenen van goudlamé. Zij is onder de indruk van zijn zwarte limousine, een Morris-Léon Bollée. Ze raken aan de praat, waarna hij haar aan wal een lift geeft. Van het een komt het ander. Over hun liefdesroes schrijft Marguerite Duras in 1984 De minnaar. Zeven jaar later, ze is dan maar liefst zevenenzeventig, doet ze het nog eens over in De minnaar uit Noord-China. Waarom die tweede versie van De minnaar?

De minnaar (1984)

In Saigon (nu Ho Chi Minhstad in Vietnam) liep Marguerite Duras school op het Franse lyceum. Eten en slapen deed ze er in een pensionaat. De tijd met haar minnaar bracht ze door in zijn vrijgezellenstudio in Cholon, de Chinese volkswijk van Saigon. Altijd is het toenmalige straatrumoer blijven naklinken in haar herinnering aan de vele uren in die kamer. Glas zat er dan ook niet in de ramen. Er waren luiken en er hingen rolgordijnen, waarop de schaduwen van passanten zich aftekenden. Verder drongen er geuren binnen van karamel, gegrilde pinda’s, Chinese soepen, geroosterd vlees, kruiden, jasmijn, stof, wierook en houtskoolvuur.

Cholon © https://vietdreamtravel.vn/cholon/

In 1905, bij het begin van de alfabetisering van de inlandse kinderen in Indochina, verhuisden Marguerite Duras’ ouders – allebei stonden ze in het onderwijs – naar de Franse kolonie. In 1921 overleed haar vader. Door na zijn dood rijstvelden te kopen, die bij nader inzien in overstromingsgebied lagen en dus waardeloos bleken, haalde haar moeder zich een berg schulden op de hals. Boven op die miskoop was er haar aan gokken en aan opium verslaafde oudste zoon, die er handenvol geld door joeg. De rijkdom van de Chinees was bijgevolg aardig meegenomen.

Voorbij lust en begeerte

In 1984, toen Marguerite Duras De minnaar in vier maanden tijd op papier zette en er in hetzelfde jaar de Prix Goncourt mee won, was ze de enige nog levende van het gezin. Ze was dan zelf zeventig. Wie toen vertrouwd was met haar omvangrijke oeuvre, herkende in L’Amant veel van de door haar eerder ook al aangeraakte elementen uit haar eigen leven. In De minnaar liet ze alles op een toegankelijke manier samenkomen. Zo distilleerde ze na veertig jaar schrijven een absolute bestseller.

Daar waar ze in eerder werk meer om haar moeder en broers heen schreef, wilde ze in De minnaar de kern raken. Die heeft veel te maken met de gewelddadigheid van haar oudste broer. Voortdurend wierp zijn driftige aard een donkere schaduw over het gezin. Dat hun moeder steevast partij voor hem trok, maakte het er niet makkelijker op. Daarom noemt Marguerite Duras haar zonder schroom onachtzaam, inconsequent en onverantwoordelijk.

Het grootste slachtoffer van de situatie was haar andere broertje, een tere jongen, voor wie ze een buitensporige liefde koesterde. Hij was twee jaar ouder dan zij, maar helemaal niet opgewassen tegen de uithalen van hun moeders lievelingskind. Die complexe gezinssituatie is dan ook een belangrijk thema in De minnaar, temeer omdat die Marguerite Duras’ schrijversroeping gevoed heeft.

Het verwoeste gezicht

Schrijven en het vooruitzicht ervan koppelde ze al vroeg aan autonomie en bevrijding. Reeds als tiener wilde ze ontsnappen aan de grote woestenij van haar toenmalige bestaan. Een eerste stap in die richting was de overtocht met de veerboot over de Mekong, waarna ze met de Chinees in diens limousine wegreed.

© Kan Takahama, de Japanse illustratrice van de graphic novel naar De minnaar

Het verleden achterlaten was in haar (verdere) zoektocht naar levensvervulling geenszins evident. Niet voor niets schrijft ze helemaal aan het begin van De minnaar: ‘Heel vroeg in mijn leven was het te laat’. Ze verbindt dit gevoel met de ravage die ze al op haar achttiende opmerkte in haar gelaatstrekken.

In De minnaar uit Noord-China verwerkt ze een voorafschaduwing van die verwoesting in een scène die zich afspeelt op haar vijftiende, net nadat ze door de Chinees ingewijd werd in de liefde. Diezelfde avond, toen ze uit eten gingen in een nachtrestaurant, zag ze namelijk het volgende, oog in oog met zichzelf in de manshoge spiegel bij de ingang:

‘Ze ziet de rozenhoutkleurige vilten mannenhoed met het brede zwarte lint, de afgetrapte zwarte schoenen met strass, de zwaar aangezette lippenstift van de veerpont van de ontmoeting.

Ze bekijkt zichzelf – ze is dichter naar haar spiegelbeeld toe gelopen. Gaat nog dichter voor de spiegel staan. Herkent zichzelf nauwelijks. Ze begrijpt niet wat er gebeurd is. Jaren later zal ze het begrijpen: ze heeft nu al het verwoeste gezicht dat ze haar hele leven zal houden.

De Chinees staat stil. Hij slaat zijn arm om het kind heen en kijkt ook. Hij zegt: ‘Je bent moe …’

‘Nee … dat is het niet … Ik ben oud geworden. Kijk maar.’

Hij lacht. Wordt dan ernstig. Pakt dan haar gezicht en bekijkt haar van heel dichtbij. Hij zegt: ‘Het is waar … In een nacht.’

Hij doet zijn ogen dicht. Van geluk misschien.

De minnaar uit Noord-China (1991)

In De minnaar haalt Marguerite Duras aan dat ze het mysterie van haar onzinnige liefde voor haar jongste broer niet helemaal doorgrondt. Toen hij in 1942 in Indochina stierf, leefde ze al tien jaar van hem gescheiden. Dat de dood hen ooit verder uiteen zou drijven, had ze niet zien aankomen:

‘Ik hield van hem voor altijd, zo leek het, en daar kon niets nieuws tussenkomen. Ik had niet aan de dood gedacht.’

Bijna vijftig jaar na de dood van haar broertje bereikte haar het nieuws van het overlijden van de Chinees. Ook zijn dood overrompelde haar volledig. Het was de aanleiding om De minnaar uit Noord-China te schrijven, zo geeft ze aan in het voorwoord:

‘Ik hoorde dat hij al jaren dood was. Dat was in mei 1990, nu een jaar geleden dus. Ik had nooit aan zijn dood gedacht. Men zei me ook dat hij begraven lag in Sa Dec, dat het blauwe huis er nog steeds stond, bewoond door zijn familie en kinderen. Dat hij in Sa Dec geliefd was geweest vanwege zijn vriendelijkheid en zijn eenvoud en dat hij aan het eind van zijn leven ook erg godsdienstig was geworden.

Ik heb het werk waarmee ik bezig was, laten liggen. Ik heb de geschiedenis geschreven van de minnaar uit Noord-China en het kind: die was er nog niet in De minnaar, de tijd om hen heen ontbrak. Het schrijven van dit boek gaf me een waanzinnig gevoel van geluk. Een jaar lang leefde ik ondergedompeld in de liefde tussen de Chinees en het kind.’

Ze voegde er nog aan toe dat ze in deze tweede geschiedenis bij de mensen blijft, die ze liefhad. Dan had ze het overigens ook over haar broertje, het kind dat anders was. Toch vroeg ‘dichter bij de mensen die ze liefhad’ kennelijk om een dosis fictie, want zo gaf ze eveneens aan: ‘Ik ben weer een schrijver van romans geworden.’

Marguerite Duras’ hang naar het verbodene

Al het verbodene dat Marguerite Duras blootlegde in De minnaar komt terug in De minnaar uit Noord-China: de wederzijdse hartstocht tussen een wit schoolmeisje en een twaalf jaar oudere, schatrijke Chinees; haar incestueuze verhouding met haar jongste broer; de mengeling van liefde en haat voor haar moeder; haar zwak voor de begeerlijke onschuld van haar pensionaatsvriendin Hélène Lagonelle. Van al deze taboeonderwerpen is overigens niet helemaal duidelijk hoever ze al dan niet afwijken van de waarheid. Zeker is wel dat ze bijdragen tot Marguerite Duras’ reputatie van provocatrice.

Het grootste taboe was evenwel dit: liep het zo met de Chinees, omdat haar berooide moeder bereid was om haar dochter te prostitueren?

Ik vind het moeilijk om dit op basis van de romans te geloven – een biografie heb ik evenwel niet gelezen. Mij komt het voor dat beide boeken meer ingegeven zijn door Marguerite Duras’ verlangen om een als intens ervaren liefdesaffaire een plaats te geven dan door haar opruiende inborst. Het vuur, de wanhoop, de tranen en het geluk lijken me te echt, zeker ook in het licht van het aangrijpende telefoontje aan het einde van allebei de autobiografisch geïnspireerde romans.

Afscheid

Vele jaren na hun verhouding, belde de Chinees Marguerite Duras op, toen hij met zijn vrouw in Parijs was. Dit ging als volgt in De minnaar uit Noord-China:

‘Jaren na de oorlog, na de honger, de doden, de kampen, de huwelijken, de scheidingen, de echtscheidingen, de boeken, de politiek, het communisme, had hij opgebeld. Met mij. Ze had hem meteen aan zijn stem herkend. Met mij. Ik wilde alleen uw stem horen. Dag, had ze gezegd.

Het telefoontje eindigde in tranen aan beide kanten van de lijn, nadat hij zei dat hij van haar zou houden tot aan zijn dood.

Na de publicatie van L’Amant werd Marguerite Duras in Frankrijk uitgebreid geïnterviewd door Bernard Pivot voor het programma Apostrophes. Aan het einde vraagt hij haar of ze op haar sterfbed aan de minnaar zal denken. Ze antwoordt dat het zomaar zou kunnen. Vervolgens zwijgt ze, om haar woorden dan stilletjes te herhalen.

© Kan Takahama, de Japanse illustratrice van de graphic novel naar De minnaar

In het voorwoord bij de nieuwe vertaling van De minnaar stipt Connie Palmen aan dat ze in een Marguerite Duras-biografie las dat er in de kamer, waar de schrijfster op de vooravond van haar tweeëntachtigste stierf, een foto van hem stond.

Stel … Stel dat het telefoontje (deels) verzonnen is, net als alle andere details uit De minnaar die Marguerite Duras in 1984 in het Apostrophes-interview als waargebeurd voorstelt. En stel dat ook de foto van de Chinees naast haar sterfbed een leugen is. En dat de schrijfster daarbovenop dingen verdraaid heeft op papier, dan nog zijn het vuur, de wanhoop, de tranen en het geluk in De minnaar (uit Noord-China) onwaarschijnlijk geloofwaardig.

Meer lezen/weten?

Marguerite Duras: De minnaar. Vertaald door Kiki Coumans; met een voorwoord van Connie Palmen. De Geus (in de reeks Salamander Klassiekers), Amsterdam, 2023, 94 pagina’s. ISBN 978 90 445 4879 2

Marguerite Duras: De minnaar uit Noord-China. Vertaald door Mirjam de Veth. De Arbeiderspers, Amsterdam, 1992, 184 pagina’s. ISBN 978 90 295 1390 X

L’Amant, graphic novel, bewerkt door Corinne Quentin, geïllustreerd door Kan Takahama. Uitgeverij Editions Rue de Sèvres, 2020, 155 pagina’s. ISBN 978 23 69819080

Mijn recensie van De minnaar voor Mappalibri

Het Apostrophes-tv-interview met Marguerite Duras door Bernard Pivot kan je hier herbekijken.

‘Er is geen boek waarnaar ik vaker terugkeer dan De minnaar,’ zo begint Connie Palmen haar voorwoord bij de nieuwe vertaling van De minnaar door Kiki Coumans. Het hoeft dus niet te verbazen dat Marguerite Duras een van de schrijfsters is in de “hall of fame” in haar laatste essaybundel, Voornamelijk vrouwen (2023). Meer Connie Palmen vind je hier.