Dubbel geboekt – De ongrijpbaarheid van een leven: ‘Afscheid’ van Juan Carlos Onetti en ‘Elena weet’ van Claudia Piñeiro

Twee romans die zich afspelen in Argentinië. In allebei is ziekte een blok aan het been van de hoofdpersoon. Tweemaal rijst de vraag in hoeverre we de ander kennen. In Afscheid van Juan Carlos Onetti blijft het raadsel dat een mensenleven is, overeind. In Elena weet van Claudia Piñeiro is het iets minder tasten in het duister.

Afscheid van Juan Carlos Onetti

Juan Carlos Onetti (1909-1994) is geboren in de Uruguayaanse hoofdstad Montevideo. In 1975 ontvluchtte hij de militaire dictatuur in zijn thuisland en trok naar Madrid. Samen met Gabriel Gárcia Márquez, Jorge Luis Borges en Mario Vargas Llosa behoort hij tot de groten van de Latijns-Amerikaanse literatuur.

Zijn bevreemdende novelle Los adioses kwam uit in 1954. Bij ons liet uitgeverij Kievenaar de vertaling Afscheid in 2021 op ons los. In Afscheid brengt Juan Carlos Onetti door de ogen van de verteller een portret tot stand van een voormalige basketballegende met tuberculose.

Het verhaal speelt zich af in een vakantieoord in de Argentijnse bergen, waar wel meer tbc-patiënten onder begeleiding van de artsen Castro en Gunz komen aansterken. Wie slechts milde symptomen heeft kan er terecht in een hotel, voor ernstigere gevallen is er een sanatorium.

De verteller baat de dorpswinkel annex dranklokaal en postpunt uit bij de bushalte. Hij gaat er prat op dat hij de kuurgasten bij hun aankomst slechts zijn zaak hoeft te zien binnenkomen, om te weten wat hun lot is. Dit is zijn eerste indruk van de basketbalspeler:

‘Ik zou willen dat ik alleen zijn handen had gezien op het moment dat ik hem het wisselgeld van de honderd peso teruggaf en zijn vingers zich om de bankbiljetten klemden, er een keurig stapeltje van probeerden te maken en meteen daarop besloten om ze tot een afgeplatte bal te verfrommelen en beschaamd in zijn binnenzak te stoppen, dat was voor mij genoeg geweest; die bewegingen op het hout van de bar vol inkepingen, die zich in de loop der tijd hadden gevuld met vet en vuil, waren voor mij genoeg geweest om te weten dat hij niet meer beter zou worden, dat hij geen idee had waar hij de wilskracht vandaan moest halen om weer beter te worden.’

Horen, zien en gissen

Hij kijkt, luistert en raadt vervolgens hoe belangrijk de bezoekers datgene inschatten wat ze achter zich gelaten hebben. Zijn bevindingen daaromtrent weegt hij af tegen zijn idee van wat ze in het dorp komen zoeken. Zijn conclusie na het eerste contact met de basketbalspeler van om en bij de veertig? Dat zijn nonchalance een zekere onvolwassenheid verraadt en dat hij ervan uitgaat dat hij beter kan worden, maar daar de waarde of het belang niet van inziet.

De verteller vormt zijn beeld van de basketbalspeler verder op basis van hun zo goed als woordeloze contacten, diens post die hij ziet passeren, alsook de roddels van een verpleger en een kamermeisje. Allebei maken die laatsten de gesloten man van dichtbij mee, maar toch krijgen ze geen hoogte van hem. Zijn gedrag wijkt dan ook af van dat van de gemiddelde kuurgast. Hij verblijft weliswaar in het hotel, maar elke namiddag trekt hij zich terug in een rood-wit huurhuisje iets hogerop in de bergen. En dan zijn er nog zijn twee tot de verbeelding sprekende bezoeksters: de ene is een vrouw met een vijfjarig kind, de andere een jong meisje.

Gedeelde smart

Op een dag, wanneer de vrouw met het kind bij hem vertrekt, betaalt de man zijn hotelrekening. Van dan af aan logeert hij voltijds samen met het meisje in de gehuurde chalet hogerop. De achterblijvende tbc-patiënten in het hotel voelen zich door hem bedrogen. Ze interpreteren zijn verhuis als een hardnekkige weigering om de ziekte te accepteren. Bovenal toont het volgens hen aan dat de aandoening die ze delen, hen niet verbindt. Ze keren zich daarop van hem af. Zijn handel en wandel blijven ze niettemin met argusogen volgen:

‘En twee keer per dag, tot de nachten langer werden en ze van het tweede bezoek alleen het begin konden meemaken, mochten ze het voortduren van hun haat vieren als die nieuw leven werd ingeblazen door de wandeltochtjes van de hotelbediende, die met een krant onder zijn arm eten naar het rood-witte huisje bracht, waarvan ze veinsden te vermoeden dat de deur uit schaamte werd dichtgehouden. Ze hielden bij hoe vaak er via de bediende flessen werden besteld en besteedden hun tijd aan het verzinnen van scènes uit het leven van de man en het meisje, die zich daarboven hadden teruggetrokken, op provocerende, beledigende wijze vrij van de wereld.’

Gaandeweg trekt de verteller je mee in een web van feiten en voor feiten doorgaande verzinsels, zodat je niet meer weet wat roddel is en wat waarheid. Zo staat de basketbalspeler centraal in Afscheid, maar blijft hij niettemin grotendeels in nevelen gehuld, net als de twee vrouwen die hem opzoeken.

Elena weet van Claudia Piñeiro

Claudia Piñeiro (1960) is in Argentinië een veel gelezen en meermaals bekroonde auteur. Ze schreef Elena sabe in 2007. Een eerste Nederlandse vertaling verscheen drie jaar later onder de titel Het kwaad van Elena. In de slipstream van de Engelse vertaling uit 2021, die goed was voor een nominatie voor de International Booker Prize, kwam er bij ons een tweede druk uit in 2022.

Elena is drieënzestig. Net als Claudia Piñeiro’s eigen moeder heeft ze de ziekte van Parkinson. Enkel met medicatie kan ze haar lichaam nog zover krijgen dat het tijdelijk gehoorzaamt aan haar hersenen. Slechts in de uren waarin de pillen werken, beweegt haar arm, wanneer ze een jas wil aantrekken; enkel dan gaat haar been omhoog om vervolgens een stap vooruit te zetten; alleen dan kan ze haar nek enigszins strekken en haar blik van de grond oprichten naar de wereld.

Parkinson mag dan mannelijk klinken, Elena bestempelt de aandoening als een ‘Zij’, zoals ook de woorden ziekte, ellende en veroordeling vrouwelijk zijn. Of nog: ‘Die vuile ziekte, die Hoer.’

Elena worstelt daarnaast nog met de recente dood van haar dochter, Rita. Iets voorbij de veertig was ze, toen spelende kinderen haar op een onweerachtige middag aantroffen in de plaatselijke kerk, opgeknoopt in de klokkentoren.

Elena’s moordonderzoek

Het onweer is voor Elena het bewijs dat Rita geen zelfmoord gepleegd heeft. Bij onweer was ze met geen stokken in de buurt van een kerk te krijgen. Elena weet daarom zeker dat iemand haar dochter de dood in gejaagd heeft. Politie en justitie sluiten echter het onderzoek af.

Als iemand haar in haar overtuiging kan bevestigen, weet Elena, dan is het Isabel Mansilla. Om die reden onderneemt ze ondanks haar onwillige lichaam te voet, met de trein en per taxi de voor haar helse tocht naar Buenos Aires. Tot haar opluchting woont Isabel, na twintig jaar, nog altijd in het huis met de houten deur en het glimmend bronzen beslag vlak bij het pleintje Olleros.

Er volgt een zowel hakkelend als vlijmscherp gesprek over leven, dood en moedershap. Er vallen harde woorden, die een heel ander licht werpen op de werkelijkheid zoals Elena (en Rita) die twintig jaar lang gekoesterd hebben. Verdwijnen doet de mist in Elena’s hoofd na dit gesprek niet, maar op een manier wordt hij toch iets minder dicht:

‘Wat gaat u nu doen? vraagt [Isabel] en Elena zou antwoord willen geven, ze zou willen zeggen, ik ga wachten tot ik straks weer kan lopen, maar er komen zoveel woorden tegelijk in haar hoofd dat ze door elkaar raken, zich vermengen, tegen elkaar botsen en verdwijnen of sterven voordat Elena ze kan uitspreken, en dus zegt ze niets, antwoordt ze niet, weet ze het niet, of weet ze het nu wel, maar zegt ze het niet, en ze geeft geen antwoord, maar haalt alleen de kat aan. Dat is alles voor vandaag: een kat aaien. Misschien morgen, als ze haar ogen opent en de eerste pil van de dag neemt. Of als ze de tweede neemt. Misschien.’

Meer lezen?

  • Juan Carlos Onetti: Afscheid. Vertaald door Arie van der Wal. Kievenaar, 2021, 95 pagina’s. ISBN: 978 90 830467 2 3
  • Claudia Piñeiro: Elena weet. Vertaald door Mariolein Sabarte Belacortu. Meridiaan uitgevers, Amsterdam, 2022, 151 pagina’s. ISBN: 978 94 93169 89 0