In de kijker – Ahmed Bouanani: avant-garde cineast uit Casablanca en schrijver in de luwte

2004, Ahmed Bouanani in Aït Oumghar - Bron: revue littéraire Nejma

Filmmaker, tekenaar, dichter en schrijver Ahmed Bouanani (1938-2011) is een van de artistieke sleutelfiguren in postkoloniaal Marokko. Hij stond bekend als radicaal en vernieuwend, maar wierp zich tegelijk op als hoeder van lokaal cultureel erfgoed. Zo zette hij zich ruim dertig jaar lang in voor de promotie van films van eigen bodem. Schrijven deed hij veel meer in de luwte. De kliniek is de enige gepubliceerde roman van zijn hand. Deze dijk van een tragikomedie is geschreven in verschillende toonaarden, door een intrigerende auteur, die de laatste acht jaar van zijn leven als kluizenaar doorbracht in een gehucht in de hoge Atlas.

Schalkse spoken in De kliniek

Ahmed Bouanani kreeg in de herfst van 1967 tuberculose. Een half jaar verbleef hij bijgevolg in een ziekenhuis in Rabat. De sfeer die er hing, riep hij ruim twee decennia later op in zijn roman De kliniek (2020, oorspronkelijke titel L’Hôpital, 1990). Daarin dolen patiënten rond als in een tijdloos labyrint. De kou en de verveling gaan er door merg en been en het is er onmogelijk ‘om weg te kruipen in de zachte schoot van een illusie.’

Die stemming spreekt ook duidelijk uit een brief die hij tijdens zijn ziekenhuisopname in 1967 schreef aan zijn echtgenote Naïma, een kostuum en decorontwerpster. Hij begint als volgt:

Tekening door Ahmed Bouanani; hij & Naïma – Bron: Nejma

Deze zaterdag 9 december

Het wordt steeds moeilijker voor me om aan de buitenwereld te denken. Lastig. Ik krijg het waanzinnige verlangen om een sprong in de tijd te maken. Ver van jou, ver van Touda [zijn dochter], ver van mijn hoop, ben ik slechts een gebroken marionet. Een slaapwandelaar. Ik vlucht in dromen, ‘s nachts. En overdag, in het absolute niets. Het dagelijkse leven is macaber. De zon van het doodse ziekenhuis dieptreurig. Zoveel trieste vergelijkingen. Pijnlijk. Ik moet slapen, maar de slaap komt niet. Deze zateragnamiddag is erger dan de dood. De verveling heeft lange, lange benen en een zure, ijzige kop. Het wordt steeds moeilijker voor me om een schuilplaats te vinden. Zelfs de foto’s zijn verschrikkelijk om naar te kijken. Wanneer zal ik naar hun wereld terugkeren? … Misschien …. en misschien.

Welbespraakte analfabeten

De patiënten in De kliniek zijn kruiers, sjouwers, kruideniers, werklozen, smokkelaars en verschoppelingen allerhande, allemaal ‘koortsig en verloren, met in hun bagage de stille seizoenen en grove taal waar de geur van koemest en maïsbrood nog aan hangt.’ Op uitzondering van de verteller en een tweedejaarsgeneeskundestudent zijn ze analfabeet. Al betekent dit niet dat ze volstrekt ongeletterd zijn. Ze beschikken namelijk wel over een geheugenbibliotheek met daarin fragmenten uit veelal mondeling overgeleverde teksten, zoals oude volksverhalen, de Koran en Duizend-en-een-nacht.

De dood zit in de kliniek mee aan tafel, lacht wanneer de patiënten lachen en doet mee met hun grollen. Ondanks het eentonige en uitzichtloze heden wordt er dus wel degelijk best wat lol getrapt. Zo vermaken de zieken zich op hun betere momenten door geanimeerd herinneringen op te halen, waarvan sommige waargebeurd zijn en andere slechts vaagweg aanleunen bij de realiteit.

Ijzeren hand

Ze lijken wel schalkse spoken die bij daglicht wankelend, spuwend en scheldend worstelen met een veelgeplaagd bestaan en dito land. De kliniek is namelijk tegelijk een nachtmerrie, een tijdloos labyrint, een hiernamaals en een gevangenis – ‘een ijskoud lichaam, met muren waar je ook maar kijkt.’ Als gevangenis staat het ziekenhuis ook voor Marokko. Immers, toen L’Hôpital in 1990 verscheen, was het er moeilijk ontsnappen aan de ijzeren hand, waarmee koning Hassan II het land al bijna dertig jaar regeerde.

Soms stuit de verteller in zijn herinneringen op het lijk uit zijn tienertijd. Dit komt niet zomaar uit de lucht vallen: onder het Franse protectoraat werd Ahmed Bouanani’s vader vlak bij hun huis vermoord. Hij was in dienst bij de politie. De moord was een afrekening. Ahmed Bouanani was toen vijftien. Hij zag het niet gebeuren, maar arriveerde wel meteen na de feiten op de plaats van de misdaad. De plas bloed op de straatstenen bleef voor de rest van zijn leven op zijn netvlies gebrand.

Ontworteling

Onder het Franse protectoraat (1912-1956) deed de modernisering haar intrede in Marokko. Ahmed Bouanani was niet te spreken over die ontwikkeling, die zich na de onafhankelijkheid nog verder doorzette. Een brutaal proces van ontworteling noemde hij die evolutie. Hij associeert het zelfs met een vorm van analfabetisering, meer bepaald van afgesneden worden van je voorouderlijke kennis en van de orale traditie met haar rijkdom aan verhalen die blijven leven, doordat ze van generatie op generatie verder verteld worden.

Analfabeet word je in zijn optiek ondanks of net vanwege de school, want veel van wat je daar aangeleerd krijgt, doet je vervreemden van eeuwenoud cultureel en natuurlijk erfgoed. Het is dus geen toeval dat de verteller van De kliniek, ijlend of wachtend op de slaap, zijn kindertijd probeert terug te halen door namen van vruchten en planten aaneen te rijgen:

‘… veel heeft het verleden niet nodig om onder zijn lijkwade vandaan te komen en zich te hullen in de lompen van de zesjarige. Maar de geur is nergens – ze zijn er niet, de geuren uit mijn kindertijd, die van het fruit dat we vroeger in overvloed hadden (bramen, carobe, granaatappels, bessen van de zwarte nachtschade) of van wilde bloemen en de heilige kruiden uit onze fabels (tijm, basilicum, hennep, laurier).’

Tragische brand

De schrijver-cineast, die zich opwierp als bewaker van een tot verdwijnen gedoemde beschaving, zag op 26 juli 2006 helaas een deel van zijn archiefmateriaal en levenswerk in vlammen opgaan.

Zijn appartement in Rabat was onbewoond op het moment van de noodlottige brand. Hij en zijn echtgenote hadden de deur achter zich dichtgetrokken na de dood van hun dochter Batoul, vlak voor kerst in 2003. Ze verhuisden toen naar Aït Oumghar, een Berberdorp in de Atlas. In het appartement bleven Naïma’s kostuums en decorstukken achter, net als zijn filmrollen, allerhande archiefmateriaal, foto’s, boeken en manuscripten.

Ahmed Bouanani kon het niet aan om de door vuur en bluswater aangerichte ravage te gaan opmeten. Over twee koffers met resten van zijn nalatenschap heeft zijn dochter Touda, een videokunstenares, zich nadien ontfermd. Mede dankzij haar is zijn werk niet helemaal in de vergetelheid geraakt.

24 minuten zwart-witbeelden: Mémoire 14

Nadat Ahmed Bouanani in Parijs afstudeerde als filmmaker, ging hij in Marokko aan de slag bij het Centre Cinématographique Marocain (CCM). Daar had hij toegang tot een uitgebreid archief aan (historische) beelden, die hij met zijn poëtisch-filmische taal hermonteerde. Mémoire 14 (1971) is een van de bekendste.

Still uit Mémoire 14 – Bron: Youtube

Mémoire 14 is een sociaal-politiek geïnspireerde aaneenschakeling van taferelen in zwart-wit, die initieel vastgelegd werden door de Fransen onder het protectoraat. Je ziet optochten van Imazighen-Berbers, karakterkoppen, nauwe straatjes, mannen in witte gewaden die gewapend te paard over de vlakte stormen, getrokken messen, opstand, een karavaan van mensen op de vlucht, uitbuiting van Marokko’s minerale rijkdommen door de Fransen, die moderne landbouw en transportvormen op poten zetten, om vooral de eigen economie te dienen.

Langharig tuig

De eerste versie van deze film was een huzarenstuk van honderdenacht minuten, maar raakte niet door de censuur van het Marokkaanse Cinema Center, dat een publieke instelling is. Ahmed Bouanani zette zich daarop aan het hermonteren. Hij ging tot op het bot en hield slechts vierentwintig minuten over. Maar dan nog wilde de directeur niets meer weten van het project. Hij dreigde er zelfs mee de film ronduit te vernietigen en Bouanani te ontslaan, tenzij die zijn lange haren liet knippen (!).

Door een onverwacht politiek incident kon de directeur die dreigementen evenwel niet uitvoeren. In juli 1971 was hij namelijk uitgenodigd op het verjaardagsfeest van koning Hassan II. Militaire rebellen deden er een poging tot staatsgreep. De directeur overleefde die bloedige coup niet. Daarmee was Ahmed Bouanani’s baan gered en overleefden ook zijn vierentwintig resterende minuten van Mémoire 14.

Twee handen op één buik

In het aan Ahmed Bouanani gewijde themanummer van het magazine Nejma (Nr 9, lente 2014) vertelt de Marokkaanse filmregisseur Ali Essafi (1963) meeslepend over zijn band met zijn grote voorbeeld.

Net als Ahmed Bouanani duikt Ali Essafi graag in Noord-Afrikaanse film- en videoarchieven. Al doende groeide zijn wens om zijn voorganger te ontmoeten, maar zijn entourage probeerde hem dit uit het hoofd te praten. Ze haalden daarvoor een allegaartje van dooddoeners aan. Nu eens kreeg hij te horen dat niemand zijn exacte adres had, sinds hij zich ver weg van de schijnwerpers teruggetrokken had in Aït Oumghar in de hoge Atlas. Dan weer heette het dat zijn gezondheidstoestand te wensen overliet. Of nog: dat hij stervende was, of niet te genieten, geen gezelschap verdroeg en van ’s morgens tot ’s avonds stomdronken lag te zieltogen in zijn hol aan het eind van de wereld.

“Maar leeft u dan nog?”

In 2007 speelde een obscuur filmfestival in Rabat in Ali Essafi’s voordeel. Het festival was een hommage aan Ahmed Bouanani. Tegen zijn gewoonte in zakte de schrijver-filmmaker voor die gelegenheid nog eens af naar de bewoonde wereld. Daar en toen ontmoetten de twee heren elkaar. Ahmed Bouanani’s voorkomen had iets van een schim, maar zijn geest was levendig en zijn gebaren elegant, aldus Ali Essafi. Zijn blik was jong en doordringend gebleven, zijn geheugen wonderlijk intact.

En quête de la Septième Porte (2017) is een door Ali Essafi gemaakte documentairefilm naar Ahmed Bouanani’s onuitgegeven boek over de geschiedenis van de Marokkaanse cinema

Niet zonder ironie somde hij de keren op dat hij al dood verklaard was. De dag na hun kennismaking gebeurde het overigens in het bijzijn van Ali Essafi opnieuw. In een hotellift staarde een festivalbezoeker uit de kunstwereld de gelauwerde cineast sprakeloos aan, om dan domweg te vragen: “Maar leeft u dan nog?”

Ali Essafi kreeg een goede band met Ahmed Bouanani. Die is niet alleen gebaseerd op hun cinematografische overeenkomsten, ook op literair vlak vonden ze elkaar. Ze deelden eenzelfde wantrouwen tegenover de waan van de dag op de boekenmarkt. Gemeenschappelijk was ook hun voorliefde voor grote schrijvers die slechts één boek nalieten. Ali Essafi deed hem zijn favoriete roman in deze categorie cadeau: Pedro Páramo (1955) van de Mexicaanse Juan Rulfo, de grondlegger van het Latijns-Amerikaanse magisch realisme. Een schot in de roos. Bij elk volgende bezoek aan Aït Oumghar drukte de kluizenaar Ali Essafi op het hart dat hij ‘le p’tit roman’ altijd binnen handbereik had.

Meer lezen/weten?

  • Ahmed Bouanani: De kliniek. Vertaald en van een nawoord voorzien door Hester Tollenaar. Uitgeverij Jurgen Maas, Amsterdam, 2020, 130 pagina’s. ISBN: 978 94 91921 78 0
  • Kunstinstituut Melly presenteert en bespreekt ideeën en werk van hedendaagse beeldende kunstenaars en cultuurmakers. Op hun website lees je meer rond Ahmed Bouanani als cinematograaf.
  • Ali Essafi studeerde psychologie in Frankrijk voordat hij films begon te maken. In de internationale filmwereld kan hij vooral op bijval rekenen dankzij En quête de la Septième Porte (2017). Die documentaire is gemaakt naar Ahmed Bouanani’s onuitgegeven boek La Septième Porte over de geschiedenis van de Marokkaanse cinema.
  • Zowel Ahmed Bouanani als Ali Essafi zijn weg van het boek Pedro Páramo van de Mexicaanse Juan Rulfo. Dit vertelt het verhaal van de gelijknamige grootgrondbezitter en dorpstiran van Comala. Veel meer dan een hoop stenen onder de brandende Mexicaanse zon is die plek niet. Het meeste leven heerst er onder de grond, bij de doden.