Geboekt – De Schotse Orkney-archipel: de eenvoud van het eilandleven, te midden van ruig natuurschoon

Ik leerde de Orkney-eilandengroep ten noorden van Schotland kennen dankzij De uitweer (2016), een memoir van Amy Liptrot, dat overigens later dit jaar op het grote doek verwacht wordt. In de ruige schoonheid van de natuur vindt de schrijfster een hoogstpersoonlijk pad, om de staart van haar alcoholverslaving te bedwingen. In de roman The Stromness Dinner (2020) van Peter Benson maak je kennis met Orkney door de ogen van de Londense Ed Beech. Renoveren is zijn stiel, maar zijn echte passie ligt bij goed koken en lekker eten. Terwijl de Britse bourgondiër op Orkney een huis opfrist, laat hij zich verleiden door de pracht van de eilanden en door een onweerstaanbare vrouw.

De uitweer (2016) van Amy Liptrot

Aan de westrand van Mainland, het hoofdeiland van Orkney, is schrijfster en journaliste Amy Liptrot opgegroeid. Toen ze een jaar of twintig was ruilde ze de hoeve van haar ouders voor een stek in Londen. Daar stortte ze zich in het uitgaansleven. En in de drank. De belofte van ongeremd geluk en troost die alcohol in zich droeg, zag ze mettertijd echter volledig vervliegen. Ze sukkelde gaandeweg van kater naar kater, moest zich gedurig ziek melden op haar werk en speelde daardoor het ene na het andere baantje kwijt. Toen haar vriend ook nog eens een punt achter hun relatie zette, trok ze het niet meer.

© De uitweer van Amy Liptrot

Daarop liet ze zich opnemen in een ontwenningskliniek. Het afsluiten van haar kuur was evenwel geen einde, maar het echte begin. Nuchter worden had ze immers talloze keren gedaan, nuchter blíjven zou nog lang de dagelijkse uitdaging zijn. Met die moeilijke periode in het vooruitzicht, keerde ze terug naar haar geboortegrond, die ze een jaar of tien eerder verlaten had. Dag na dag leerde ze op Orkney, tussen de Noordzee en de Atlantische Oceaan, rust en voldoening te vinden in de eenvoud van het eilandleven.

De uitweer

De uitweer is het hoogst gelegen stuk kustland boven de boerderij, die ooit van haar – inmiddels gescheiden – ouders was. Naar het zuiden strekt het land errond zich langs de kust uit naar zanderiger gebied. Dit gaat over in de Baai van Skaill, een strand van anderhalve kilometer lengte waar Skara Brae ligt, een dorp uit het stenen tijdperk. Aan de noordkant van de hoeve voeren kliffen naar hoger gelegen grond waar hei groeit. Daar bevinden zich het door stapelmuren beschutte lammerveld en de uitweer.

Op de uitweer is het gras altijd kort, murw van de wind en van het dag in dag uit rondstuivende zeewater. In de zomer grazen er ooien met hun lammeren. ’s Winters is de uitweer het terrein van Schotse hooglanders, een langharig runderras met imposante horens.

Vrijwel altijd en overal waait het op Orkney. Het mooist vindt Amy Liptrot de oostenwinden, ‘wanneer ze tegen het tij in waaien en een blikkerende baaierd van druppeltjes van de golftoppen sproeien, die blinken in de zon.’ Wanneer de schrijfster rond haar dertigste terug thuiskomt, botst ze op de ravage aangericht door de winterse noordenwinden.

Met hun orkaankracht hebben ze namelijk heelder stukken van de stapelmuur rond de weilanden van de boerderij platgelegd. Die muur bestaat uit twee rijen met losse keien ertussen en erbovenop grote vlakke sluitstenen, om het geheel samen te houden. Van haar vader heeft Amy Liptrot vroeger geleerd hoe je hem opbouwt en met die kennis gaat ze nu aan de slag.

Ze ervaart het langzame herstelwerk als helend. Het helpt haar om de dag zonder drinken door te komen. Door iets te doen wat ze terug in de vingers moet krijgen, legt ze bovendien nieuwe banen aan in haar hersenen, banen die haar almaar verder wegleiden van de drankduivel. Dit is belangrijk, want ook al heeft ze dan al negen maanden niet meer gedronken, de leegte die ze voorheen met alcohol bestreed, gaapt nog altijd.

Van de zeventig Orkney-eilanden zijn er een vijftigtal onbewoond. Halverwege de vorige eeuw trokken de laatste inwoners er weg, omdat ze met te weinig waren om er zich nog te kunnen handhaven. Orkney’s verlaten eilanden luisteren naar namen als Cava, Faray, Eynhallow, Swona en Copinsay. Wel zijn er op sommige nog natuurorganisaties actief, bijvoorbeeld om wilde katten te steriliseren. Die stammen nog af van vroegere huisdieren. Hun populaties moeten in toom gehouden worden ter bescherming van de vogels en hun eieren.

Zeevogels en lammeren

In de lente trekt Amy Liptrot in het kielzog van twee zeevogelexperts naar Copinsay, in het oosten van de Orkney-archipel. Ze vindt het eiland zowel troosteloos als verblindend mooi. Het is anderhalve kilometer lang en minder dan een kilometer breed. Tot 1914 plukten de bewoners er zeevogels van de kliffen voor hun vlees, eieren en veren. Nu worden de vogels enkel nog gevangen voor onderzoek. Zo voorzien de twee natuurbeschermers met wie ze onderweg is, meerdere van de grote, zwarte kuifaalscholvers van een gps, om ze vervolgens te tracken.

De rest van de lente werkt Amy Liptrot met haar vader mee op de boerderij, waar de lammertijd ingezet is. De lente gaat over in de zomer, maar een terugkeer naar een kantoorbaan ziet ze nog altijd niet zitten. In plaats daarvan gaat ze zelf aan de slag als onderzoeker in opdracht van de Vogelbescherming. Nacht na nacht trekt ze eropuit om de zeldzame, zelfs bedreigde, kwartelkoning te spotten. Kwartelkoningen, ook wel landrallen genoemd, lijken op waterhoentjes, alleen zijn ze bruin met rossige vleugels en hebben ze een roze snavel. Ze houden zich niet op in water, maar in weilanden.

Zomer in nachtdienst

Tijdens die zomeravonden hoort ze vooral de klassieke eilandvogels, zoals kieviten, scholeksters en wulpen. Tal van andere geluiden kan ze in de verste verte niet thuisbrengen, zoals iets dat haar voorkomt als een ‘rillend babygeitje’. Van een collega verneemt ze dat dit flapperende geluid van een watersnip in baltsvlucht komt. Daarbij duikt de vogel in een schuine hoek omlaag en spreidt zijn buitenste staartpennen zodanig, dat die door de luchtstroom een soort gemekker voortbrengen.

In de weken rond midzomernacht wordt het nauwelijks donker op Orkney. De hemel kleurt ’s nachts alleen wat doffer. Deze schemernachtelijke periode wordt ‘simmer dim’ genoemd, of ‘grimlins’, naar het Oudnoorse woord voor glinsteren. Rond die tijd krijgt Amy Liptrot voor het eerst een lichtende nachtwolk te zien. Deze hoge wolkenslierten weerkaatsen na zonsondergang nog licht. Je ziet dan aan de hemel ijzig blauwe pluimen als een kruising tussen bliksem en zilveren watten.

Kwartelkoning

Corncrake / kwartelkoning

De door Amy Liptrot gezochte kwartelkoning leefde al op Orkney ten tijde van de Vikingen, maar in minder dan een eeuw is de vogel er nu bijna uitgestorven. Het grootste gevaar voor een kwartelkoning is doodgemaaid te worden. Amy Liptrot bespreekt daarom alternatieve maaimethoden met landeigenaren. Verder bestaat haar taak erin om ieder roepend mannetje – alleen de mannetjes roepen – te lokaliseren.

Het geluid is als een bankkaart die over een kam geschraapt wordt. Enkel de oudste eilanders kennen de krassende roep nog goed van vroeger. Om haar kans op een waarneming te vergroten verwerkt Amy Liptrot er tijdelijk een opname van in haar voicemailbegroeting.

In een stille nacht kan je een kwartelkoning vanop een kilometer afstand horen. Maar hij is uiterst schuw. Aan het einde van haar zeven weken durende onderzoeksperiode worden haar inspanningen meer dan beloond. Ze zíet er in een flits een voor haar over de weg de berm in rennen:

Het beeld – de roze snavel en de rossige vleugels – staat op mijn netvlies gegrift: op die ene seconde, de bevestiging van zijn bestaan, heb ik maanden gewacht. Mijn eerste en enige kwartelkoning.’

Geslaagde herbronning

Na haar kwartelkoningzomer trekt ze nog naar het eiland Papay, dat slechts zeventig inwoners telt. Ze verblijft er in Rose Cottage, de opzichterswoning van de Vogelbescherming. Daar sterkt ze verder aan door zowel schoonheid als kennis te zoeken, en zo de leegte te vullen die haar nog altijd achtervolgt. Ze verdiept zich daarbij in thema’s als vloeistofdynamica en de wiskunde achter het breken van golven.

Via internet volgt ze vliegtuigen, vogels en sterren. Bij momenten klikt ze zich haast wezenloos, maar gaandeweg krijgt ze haar leven wel beter in de hand. In zee zwemmen wordt een nieuwe routine waar ze veel voldoening in vindt. En al zwemmend ervaart ze hoe haar emoties haar intellect stilaan bijbenen.

Uit de slotzin van De uitweer blijkt dat ze zich na haar verblijf op Papay klaar voelt voor iets nieuws :

‘Vanaf het bovendek van de motorboot Thorfinn zie ik Papay verdwijnen achter de horizon. De laatste twee jaar strekken zich uit en glinsteren achter me als het kielzog van de pont. De krachten kolken binnen in mij.’

The Stromness Dinner (2020) van Peter Benson

Naar de kwartelkoning heeft The Orkney Brewery een van zijn bieren genoemd. Deze Golden Ale vloeit meermaals in The Stromness Dinner.

Stromness, een dorp aan een natuurlijke haven aan de zuidwestzijde van het hoofdeiland, is voor een tweetal weken de uitvalsbasis van de Londense Ed Beech. Die runt samen met zijn vader het bouwbedrijfje Beech Building Services.

Nadat hij een kleine keukenrenovatie bij strategisch consultant Marcus Bowen tot een goed einde gebracht heeft, komt Marcus met een bijzondere opdracht voor hem op de proppen. Zijn vader is namelijk onlangs overleden en diens huis in Stromness moet met het oog op de verkoop leeggehaald en opgefrist worden. Ed, negenentwintig en net gedumpt door zijn vriendin, ziet het helemaal zitten.

Hij vertelt zelf zijn verhaal. Door zijn laconieke kijk op de dingen, zijn droge humor en de onderwerpen waar hij bij stilstaat, leer je hem bladzijde na bladzijde beter kennen. Gaandeweg voelt hij als een vriend van wie je hoopt dat hij nog niet weggaat, ook al moet hij ervandoor. Hijzelf draagt het boek, want veel opzienbarends gebeurt er niet in The Stromness Dinner. Er is hooguit wat ophef rond de verdwijning van de kostbare schaal van Lucie Rie, die Marcus Bowens vader in zijn bezit had. Lucie Rie (1902-1995) is overigens niet verzonnen. In 1938 emigreerde deze keramiste van Wenen naar Londen. Haar werk is te zien in vooraanstaande musea.

Een vogel voor de pan

Door Eds ogen en gedachten komt ook Orkney tot leven, zoals in de volgende fragmenten (telkens in eigen vertaling):

‘Ik liep verder tot ik een plek vond waar ik naar de zonsondergang en de over de rotsen en kiezels rollende golven kon zitten kijken.[…] Onder me liepen een paar luidruchtige zwart-witte vogels met grote oranje snavels tussen de rotsen en keien te snuisteren. Het waren slimme vogels, het slag vogels dat je aan je moeder zou kunnen voorstellen.’

(Het waren papegaaiduikers, zoals hij later zal zien in zijn Orkney Book of Birds).

Terwijl hij naar de zonsondergang zit te kijken, verschijnen er ook bruine vogels met rode poten:

‘Ik vroeg me af of je ze kon eten. Zelfs als dat kon, dacht ik dat het waarschijnlijk tegen de wet zou zijn, of misschien waren ze wel eigendom van de Hertog van Edinburgh. Maar hoe dan ook, ik ging ervan uit dat ze om en bij een halfuurtje nodig zouden hebben op gasstand 5.’

Of nog:

‘In Orkney waren er wolkensluiers bij de vleet, dus toen de zon onderging nam de lucht heel veel verschillende kleuren aan – het ene moment paars, dan karmozijnrood, dan kwamen er roze strepen bij het karmozijn. De zee werd oranje en zwart en toen de zon een minuut lang door een dikke wolk werd verduisterd, schoot ze enorme lichtbundels de lucht in. Vervolgens kwam ze weer tevoorschijn en verblindde me.’

Workation

Ring van Brodgar © NorthLink Ferries

Verder maak je kennis met Eds kookkunsten en stuwt een vleugje romantiek, met dank aan Claire Bowen, het boek zonder sentimentaliteit vooruit. Claire, de zus van Eds opdrachtgever en de vrouw tegen wie hij geen verweer heeft, neemt hem mee op sleeptouw. Zo rijden ze op een maanverlichte avond naar de Ring van Brodgar. Deze cirkel van ceremoniële stenen maakt deel uit van het Neolithische Hart van Orkney, dat sinds 1999 Unesco-werelderfgoed is. De ring is een drietal kilometer lang en gaat terug tot 2000 à 2500 jaar voor Christus. Initieel telde hij zestig stenen, maar intussen blijven er maar zesendertig meer van over.

Stone of Setter © www.orkney.com

Claire knabbelt ook wat werktijd van Ed af, om hem mee te nemen naar het dunbevolkte eiland Eday met zijn prachtige zandstranden – Sands of Doomy – zijn spectaculaire kliffen, en The Stone of Setter. Met zijn viereneenhalf meter hoogte is deze met korstmos overgroeide menhir een van de grootste restanten uit de bronstijd op Orkney. Velen zien in deze hoog oprijzende steen de hand van een reus.

Een nieuw gesternte

In De uitweer van Amy Liptrot is Orkney een plek van herbronning. De schrijfster legt er een aards en inspirerend parcours af, om voor eens en altijd van haar alcoholverslaving af te komen. The Stromness Dinner van Peter Benson is niets meer of niets minder dan een montere roman, waarin Ed Beech je uit de doeken doet hoe ook zijn leven onder invloed van Orkney plots onder een nieuw gesternte is komen te staan.

Meer lezen/weten?

  • Amy Liptrot: De uitweer. Vertaald door Robbert-Jan Henkes. Ambo|Anthos, Amsterdam, 2016, 255 pagina’s. ISBN 978 90 263 3663 8
  • The Outrun is verfilmd en werd in januari 2024 op het Sundance Film Festival voorgesteld. In september is de release in het Verenigd Koninkrijk gepland. De film wordt ook in de Belgische zalen verwacht.
  • In haar boek Stadsnomade (2022) lees je hoe het Amy Liptrot na haar periode op Orkney vergaan is.
  • Peter Benson: The Stromness Dinner (niet vertaald naar het Nederlands). Seren Books, 2020, 277 pagina’s. ISBN 978 1 781 725962
  • In The Stromness Dinner ziet Ed geregeld de veerboten van Northlink Ferries met op de romp steevast de wijzende blauwe Viking. Hij neemt ook zelf meer dan eens een van deze overzetboten, ook al is hij niet tuk op schepen. Op de website van Northlink Ferries vind je naast praktische informatie ook inspiratie om een bezoek aan Orkney te plannen.
  • Het is een detail in De uitweer: het indrukwekkende geflapper van de staartveren van een watersnip in baltsvlucht. In De vogels van de Noorse Tarjei Vesaas raakt Mattis dan weer ronduit betoverd door een erg gelijkaardig geluid, weliswaar afkomstig van een houtsnip.