Twee heel verschillende boeken: het recente drieluik De vrouw op de berg van de Catalaanse Eva Baltasar en de onlangs vertaalde jaren zestig-roman Treurzang voor Julia van de Hongaars-Amerikaanse Susan Taubes. Alhoewel … Of de hoofdrolspeelsters nu Julia heten of naamloos blijven, allemaal dagen ze de conventionele denkbeelden rond huwelijk en moederschap uit.
De vrouw op de berg
Tien poëziebundels had de Catalaanse Eva Baltasar (Barcelona, 1978) al op haar naam staan, toen ze in 2018 naar buiten kwam met haar romandebuut Permafrost. Dit is het eerste deel van de triptiek De vrouw op de berg, dat ook Boulder (2020) en Mammoet (2022) bevat. In elk van de romans is een vrouw aan het woord die huivert voor een kleinburgerlijk bestaan. Het moederschap, of liever gezegd de terughoudendheid ervoor, speelt een centrale rol in hun lotgevallen, die zich in een opvallend beeldende en melodieuze taal ontvouwen.

Uit een interview in de bijlage ‘Boeken’ bij De Morgen van 30 maart 2024 blijkt dat Eva Baltasar initieel niet de bedoeling had om een drieluik te schrijven. Het was haar therapeut, die het zaadje plantte voor haar eerste roman, door haar te vragen om haar levensverhaal samen te vatten in enkele zinnen. Vanuit die opdracht begon Eva Baltasar aan Permafrost. Toen het boek twee jaar later klaar was, wilde ze er het perspectief van andere vrouwen naast zetten.
Over die andere vrouwen zegt ze in hetzelfde interview dat ze zich onttrokken hebben aan ‘verschillende landschappen uit haar eigen leven’. Zo ontstond het personage Boulder, toen ze per schip onderweg was naar Chili en de reis probeerde te beschrijven. De roman Mammoet is geïnspireerd op haar vertrek uit Barcelona, om als zesentwintigjarige moeder met een dochtertje van twee op een heel afgelegen plek te gaan wonen.
Permafrost – deklaag van ironie
Tot grote opluchting van haar moeder heeft de Barcelonese in Permafrost rond haar veertigste eindelijk een zogenaamd echte, want bij haar studies aansluitende, baan te pakken. Voordien werkte ze als au pair in Schotland en gaf ze Spaanse les in Brussel – ze veronderstelde dat een stad met een plassend jongetje als symbool haar wel zou bevallen. Trots of voldoening ontleent ze zelf niet aan haar nieuwe job, waarvoor ze haar pen mag scherpen:
‘Voor het eerst voelde ik me verbleekt, een afschuwelijke mengeling van tinten, een onbenoembaar flets grijsgroen. Mijn huid werd een mosselschelp, mijn lichaam was uitgedroogd, mijn spieren waren stug als esparto en vanbinnen rook ik naar een parkeergarage’.
Haar hele volwassen leven lang schieten er regelmatig zelfmoordgedachten door haar hoofd, maar ze houdt stand:
‘Ik heb een goede deklaag, waterdicht als een scheepsromp, en dat is geen leugen. Nee. Het harde ijs conserveert namelijk een leefbare wereld, ze is alleen in slaap gevallen’.
Vooral haar honger naar het lichaam van een vrouw stuwt haar vooruit. Toch relativeert ze die kracht ook: ‘Seks houdt me weg bij de dood, maar brengt me evengoed niet dichter bij het leven’. Wat haar uiteindelijk een nieuw doel lijkt te zullen geven, is een moederlijke rol, die haar door een speling van het lot te beurt valt en waarvoor ze niet zomaar weg kan lopen.
Boulder – strandende zwerfkei
Ook de vrouw in de tweede roman, Boulder, is een lesbische loner uit Barcelona, die liefst op het kompas van haar lustgevoelens vaart. Ze heeft in grootkeukens gewerkt en was daar goed in, maar haar eenzelvige aard werd er niet geapprecieerd. Na keer op keer de deur te zijn gewezen, hield ze het voor bekeken. Het lot bracht haar naar Latijns-Amerika. Aan de Chileense kust werd ze in ruil voor kost en inwoon kok op een schip.
Ze ontmoet er Samsa, een geologe, die haar de bijnaam Boulder geeft:

‘Ze zegt dat ik op van die enorme solitaire keien lijk die je in Zuid-Patagonië ziet, losse stukken wereld die na de schepping zijn overgebleven, blootgesteld aan weer en wind. Niemand weet waar ze vandaan komen’.
Met de komst van Samsa brak er voor Boulder een stralende tijd aan. Helaas komt er aan al die rozengeur en maneschijn een eind, wanneer haar grote liefde een baan in Reykjavik aanneemt. Boulder vergezelt Samsa weliswaar naar IJsland, maar algauw plooit hun leven zich er meer naar de geijkte paden dan haar lief is. Wanneer Samsa een kind wil en krijgt, rafelt hun geluk aan flarden.
Mammoet – extremer dan Permafrost en Boulder
Mammoet is het sluitstuk van De vrouw op de berg. De roman begint zoals de twee andere in Barcelona. Een vierentwintigjarige lesbische vrouw wil koste wat het kost zwanger worden, niet om een kind te baren, wel vanuit een verlangen om zwanger te zijn, om het leven door haar lichaam te laten gaan, om te creëren.
Ook zij heeft zich afgekeerd van de legale arbeidsmarkt, want meer nog dan haar tijd en haar lichaam had haar waardigheid te lijden onder het werken voor een ander. Vluchten lijkt haar de enige uitweg. Ze laat alles achter en trekt naar een verloren uithoek in het Catalaanse binnenland. Daar huurt ze een uitgeleefde woning boven op een heuvel.
In het dorp noemen ze haar Llanut, naar de naam van het huis. Haar dichtste buur is een schaapherder. Hij helpt haar met het inrichten van een tot de essentie herleid bestaan: voldoende te eten hebben en ’s winters niet afzien van de kou. In de afzondering vindt ze zichzelf terug:
‘Ik heb het gevoel dat ik oplos omdat er een ouder ik is ontwaakt, een fossiele ik die me nu opeist. Haar aanwezigheid is een kracht die zich aan mij bekendmaakt en me energie geeft zodat ik ja zeg, steeds opnieuw.’
Een pure idylle is dit harde leven weliswaar niet. Dit ondervindt Llanut bijvoorbeeld na twee dagen houthakken. Ze is geradbraakt, de rugpijn is nauwelijks te harden en alles wat ze in het medicijnenkastje vindt, is ruim tien jaar over tijd. Veel doen de overjaarse pijnstillende zetpillen dan ook niet. Van pure ellende blijft ze bij zichzelf jammeren:
‘omdat het een kalmerende werking heeft, omdat jammerklachten een lied worden als ze lang aanhouden. En er verstrijken twee minuten of twee uren, totdat het nooit afgebakende moment aanbreekt, waarop het lichaam zwijgt en je kunt zeggen dat ik er niet meer ben.’
Treurzang voor Julia – ernstige klucht

Niet alleen vind ik het een mooi beeld, dat van die jammerklachten die een lied worden als ze lang aanhouden, totdat het gekwelde lichaam uiteindelijk zwijgt en het lijkt alsof de persoon er niet meer is. Het staat ook dicht bij de uitkomst van Susan Taubes’ roman Treurzang voor Julia (Lament for Julia, 1963).
De verteller is meer stem dan figuur. Hij houdt naar eigen zeggen het midden tussen een geestelijk wezen, een hemelse vonk en een gevallen engel. Als een parallel bewustzijn is hij in het lichaam van Julia Klopps ‘ingekwartierd’.
Nu eens meent hij de paternalistische hoeder te zijn van haar haar ziel, dan weer waant hij zich zowaar haar schepper. Hij bericht over haar en over hun beider band in vijf bedrijven. Die beslaan Julia’s kindertijd, haar tienerjaren, het huwelijk/moederschap, haar overspel en tot slot haar verdwijning uit het leven van de verteller.
Over zijn eigen wezen lijkt hij (de geest, de verteller, vandaar ‘hij’) zelf voor een groot deel in het duister te tasten: ‘Mezelf als Julia’s beschermengel zien is altijd mijn gelukkigste fantasie geweest. Tenzij het Julia’s fantasie was en ik maar al te graag die rol vervulde’. Hij kijkt naar Julia als naar zijn vondeling, zijn ontvoerde bruid. Of is het Julia die hem verleidde en tot medeleven bewoog?
De verteller: beschermengel of seksistische kwelduivel?
Zeker is dat de verteller op gespannen voet leefde met Julia’s vrouwelijkheid. Zodra ze geen kind meer was, raakte hij verward door het verborgene van haar geslacht: ‘Julia was een handschoen met de duim naar binnen gekeerd, een gerimpelde beurs’. Vrouwen zag hij als wezens die gedoemd waren tot lijdzaamheid in een wereld die door mannen draaiende werd gehouden. Hij vraagt zich letterlijk af of hij haar moest herschrijven in de lijdende vorm! Zo grof en cynisch komt de verteller wel vaker uit de hoek in de ernstige klucht die Treurzang voor Julia is.
Als Julia haar vrouwelijkheid uitspeelde om een man het hoofd op hol te brengen, verloor hij daarenboven zijn grip op haar. Hij zag haar beeld ook nog eens verder vervagen door het verdriet, de verbittering en de heimelijke onvrede, waaraan ze als echtgenote en moeder ten prooi viel. Zijn ultieme uitweg om haar weer te doen opbloeien, was eerder een wanhoopspoging: ‘Ik zal Julia door Paul Holle doen herleven. Nog eenmaal probeer ik haar tevoorschijn te roepen met de naam van haar geliefde, haar terug te lokken’. En zo straalde Julia rond haar dertigste nog heel even in het licht van een overspelige hartstocht. Toen die gedoofd was, deemsterde ze volledig weg.
Waar de vertelstem eindigt en de hare begint, opent zich Julia’s dubbele bewustzijn, dat Susan Taubes wil verkennen. Nu eens komt de overwegend aanmanende stem gewoon bij haar binnen, dan weer ontstaat er een gedachtewisseling. Soms lijken Julia en de verteller samen te vallen.
Je hoeft er slechts de hoofdlijnen van Susan Taubes’ ontwortelde leven naast te leggen, om te voelen dat er meer achter haar experimentele vertelvorm zit.
Het harde wegdek van een ontheemd leven

Susan Taubes (1928-1969) groeide als Susan Feldmann op in een Joods-Hongaars gezin in Boedapest. Haar opa aan vaders zijde was er opperrabbijn. Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog scheidden haar ouders. Aansluitend vertrok haar vader, een atheïstische psychoanalyticus, met haar naar Amerika.
Zo belandde ze op haar elfde in een heel nieuwe wereld. Later studeerde ze theologie en wijsbegeerte en doctoreerde ze aan Harvard op Simone Weil. In 1947 trouwde ze met de rabbijn en filosoof Jacob Taubes. Ze kregen twee kinderen. In 1961 liep hun ongelukkige huwelijk op de klippen. Wel bleef ze net als haar ex-echtgenoot tot aan haar dood religie doceren aan de Columbia University.
In de VS leerde Susan Taubes Engels, liep ze school, trouwde ze en werd ze moeder. Toch kwam ze er nooit echt aan. Ze had er geen wortels en bijgevolg bleef een diepere connectie met haar nieuwe thuisland uit. Amerika, zo concludeert haar alter ego Sophie Blind in haar roman Scheiden, was slechts een land dat ‘een hard wegdek bood om je tegen af te zetten en je eigen waarheid te scheppen’.
Susan Taubes lijkt geen geborgenheid gevonden te hebben in het vrouw-aan-de-haard-ideaal uit haar tijd. In 1969, amper een week na de publicatie van Scheiden, pleegde ze zelfmoord. Een onbezonnen daad was het niet, want kort voordat ze bij South Hampton de zee in liep, schreef ze in haar dagboek: “I am sitting in my room. I go out. I come in waiting for time to pass. In about two weeks I will drown myself.”
Meer lezen?
- Eva Baltasar: De vrouw op de berg. Vertaald uit het Catalaans door Irene van de Mheen. Meridiaan Uitgevers, Amsterdam, 2024. 333 pag. ISBN: 978 94 93 305 021
- Mijn recensie van De vrouw op de berg op Mappalibri
- Susan Taubes, Treurzang voor Julia. Vertaald uit het Engels door Nele Ysebaert i.s.m. Janneke van der Meulen. Uitgeverij Oevers, Zaandam, 2024. 222 pag. ISBN: 978 94 93 290 846
- Mijn recensie van Treurzang voor Julia op Mappalibri
- Het wel en wee van Sophie Blind in Susan Taubes’ roman Scheiden (2022, oorspronkelijke titel Divorcing uit 1969) loopt parallel met dat van de schrijfster, ook al is het vertelperspectief onmogelijk. Sophie beleeft haar verhaal namelijk vanuit het hiernamaals. Als dochter, echtgenote, moeder, minnares en schrijfster ligt ze met zichzelf in de knoop. Scheiden is een zowel aangrijpend als humoristisch relaas.
- Mijn recensie van Scheiden op Mappalibri
- Mij deed Scheiden vaak denken aan Malina van de Oostenrijkse schrijfster Ingeborg Bachmann (1926-1973). Hoe en waarom lees je hier.