Patrick Modiano situeert de meeste van zijn romans in Parijs en omstreken. Straten, pleinen en wijken noemt hij bij naam, maar tegelijk legt hij over de wereldlijke stad een dromerig laagje. Keer op keer opnieuw. Zo komt er ook een nevel te hangen rond zijn personages en schemert het steevast in het verleden, waarnaar zijn vertellers op zoek zijn. Van mijn eerste tot mijn (voorlopig) laatste Modiano: hoe componeert de auteur toch die bijzondere ‘musique Modianesque’, die resulteert in het hem zo kenmerkende waas van ongrijpbaarheid?
Om niet te verdwalen
Om niet te verdwalen was mijn eerste Patrick Modiano. Tien jaar is het intussen bijna geleden dat ik deze roman uit 2014 las, het jaar waarin de Franse schrijver de Nobelprijs Literatuur won.
Het begin is me altijd bijgebleven: op een hete nazomermiddag wordt de al wat oudere schrijver Jean Daragane in de zorgvuldig afgeschermde wereld van zijn Parijse appartement opgeschrikt door de telefoon. De man met de ‘weke, onheilspellende stem’ aan de andere kant van de lijn blijkt in het bezit te zijn van een adresboekje van de schrijver en wil het hem teruggeven. De ‘insectachtige opdringerigheid’ van de beller stuit Jean Daragane tegen de borst, maar hem afschepen lukt hem niet.
Vluchtige herinneringen

De beller, Gilles Ottolini, blijkt een verborgen agenda te hebben. Tussen Daraganes contacten is hij namelijk op ene Guy Torstel gebotst. En die interesseert hem in verband met een oude misdaadzaak.
De naam zegt de schrijver in eerste instantie niets, maar dat neemt Ottolini niet zomaar voor lief. Een dag later hangt hij opnieuw aan de lijn. ‘De bemoeizieke steekneus’ verhoogt de druk door Jean Daragane er fijntjes op te wijzen dat er in diens roman De duisternis van de zomer een personage met de naam Guy Torstel voorkomt. Om het geheugen van de schrijver nog verder te helpen opfrissen, laat Ottolini hem bovendien een dossier over de bewuste misdaadzaak bezorgen.
In dit dossier is er sprake van ene Annie Astrand. Die naam doet bij Jean Daragane wel een belletje rinkelen. Bij haar had zijn moeder hem namelijk aan het begin van de jaren vijftig een tijd achtergelaten. Zo kreeg hij als zevenjarige onderdak bij Annie, in een grote villa in Saint-Leu-la-Forêt, een eindje buiten Parijs. Daar was het een voortdurend komen en gaan van louche figuren.
Te midden van dat alles vond hij bij Annie wel enige houvast. Toch is zijn herinnering aan haar beperkt tot eerder vluchtige indrukken: haar vaak moederlijk op zijn schouder liggende hand; het geluid van haar wagen op het grind als ze ’s avonds laat uit Parijs terugkwam; de motor die afsloeg en vervolgens haar voetstappen op de gang; en ook het in vieren gevouwen blaadje waarop ze hun tijdelijke verblijfadres in Parijs noteerde, ‘OM NIET TE VERDWALEN’.
In raadselen gehulde kindertijd
Toen Patrick Modiano (1945) in december 2014 de Nobelprijs in ontvangst nam, haalde hij in zijn dankrede zijn kindertijd aan als een motor van zijn schrijverschap. Ook hij werd, zo vertelde hij, vaak toevertrouwd aan steeds weer wisselende vrienden van zijn ouders die hij niet of nauwelijks kende, zonder zich daar destijds over te verbazen. Pas later was het raadselachtige daarvan tot hem beginnen door te dringen. De mysteries eromheen lieten zich met het verstrijken van de tijd evenwel niet meer ontrafelen. Dit soort geheimzinnigheden vertaalde hij naar veel van zijn romans.
Wat voor ouders hij had? De Franse auteur is de zoon van een actrice uit Antwerpen en een Joods-Italiaanse zwendelaar. Ze keken nauwelijks naar hem en zijn twee jaar jongere broer om. Die laatste, Rudy, overleed helaas toen Patrick Modiano amper twaalf was. Hijzelf zat toen al op kostschool en werd daarbuiten vaak opgevangen door vrienden of schimmige kennissen van zijn ouders.
Zijn moeder had het namelijk te druk met haar carrière, al draaide ze slechts mee in de lagere regionen van de acteerwereld. Zijn vaders aandacht ging vooral uit naar allerhande onfrisse zaakjes. Zo zou hij tijdens de Tweede Wereldoorlog ondanks zijn Joodse afkomst banden gehad hebben met de Franse Gestapo. Ook na de oorlog bleef hij in clandestiene praktijken verwikkeld. Dit droeg ertoe bij dat Patrick Modiano op zijn eenentwintigste met hem brak.
De bezettingsjaren heeft hij wel eens een periode genoemd, waarin uitzichtloze liefdes oplaaiden tussen mensen die elkaar in vredestijd nooit zouden ontmoet hebben. Zelf ziet hij zich als een kind uit zo’n noodlottige relatie. Rond de bezettingstijd in Frankrijk schreef hij trouwens zijn eerste drie romans: zijn debuut De plaats van de ster (1968), Nachtronde (1969) en De ringboulevards (1972).
Modianeske melodie
Typisch in het oeuvre van Patrick Modiano is een verteller wiens innerlijke rust verstoord wordt door schimmen uit het verleden, die hem ontglippen. Op de achtergrond speelt er soms een (vermeende) misdaad mee. Er zijn geregeld valse namen waarachter personages zich verschuilen. Verder hebben droom, verbeelding en werkelijkheid de neiging om subtiel in elkaar over te gaan. Wat je ook vaak ziet is dat een detail uit het verleden van de verteller – een opbollend glasgordijn, bijvoorbeeld, of een gezicht – samenvloeit met een eender element uit het heden. Daardoor lijken beide tijdsframes over elkaar heen te schuiven en soms zelfs samen te vallen. Die déjà vu’s waarrond vaak een lome weemoed hangt, beklemmen en vervoeren tegelijkertijd.
Enerzijds kan je Patrick Modiano’s vertellers op een stratenplan van Parijs doorgaans op de voet volgen. Anderzijds word je door hen meegetroond naar tal van onwerkelijk aandoende plekken, die zich ergens op de innerlijke plattegrond van de schrijver bevinden: cafés, restaurants, appartementen en hotelkamers, waar het door iets omfloersts lijkt alsof de tijd er stil is blijven staan.
Metafysische detective
Continu speurt Patrick Modiano naar de mysteries achter plaatsen, mensen en namen, aldus zijn echtgenote Dominique Zehrfuss in haar korte tekst P.M.

Hij verzamelt alle info die er te vinden is over een persoon en zoomt dan in op één biografisch of fysiek detail, om dat uit te vergroten tot het embleem van die persoon. Soms levert dat een romanpersonage op, soms niet. Het kan ook zijn dat die persoon in verschillende gedaanten doorheen zijn oeuvre opduikt.
In een naam ziet en hoort hij dikwijls een mysterie op zich. De klankkleur is daarbij cruciaal. Door hem vaak te herhalen kan zo’n naam uitgroeien tot een melodisch motief en vervolgens het handelsmerk worden van een personage. Dit meen ik te herkennen in een naam als “Serge Verzini” in De danseres – zijn laatste roman, waarover zo dadelijk meer.
Dominique Zehrfuss heeft het ook over zijn vele wandelingen, meestal door Parijs. Eindeloos kan hij onderweg ‘blijven staan kijken naar een bepaald gebouw en ervan dromen om alle mensen die er achtereenvolgens hebben gewoond te laten verschijnen, als geesten. […] Met veel geduld en een pijnlijke nauwgezetheid, eigenschappen die hij vast heeft geërfd van zijn Vlaamse grootvader, die landmeter was, neemt hij de mensen, hun namen en de tijd waarin ze hebben geleefd in zijn register op, hij speldt ze vast, als een entomoloog, op een reusachtig spinnenweb waar die accumulatie van namen en plaatsen iets duizelingwekkends heeft, doordat ze de onvervulbaarheid benadrukt van de metafysische leegte’.
De danseres
De danseres (2024) is de jongste roman van Patrick Modiano. Het verhaal begint met beelden uit een lang vervlogen periode uit het leven van de verteller: een avond aan het einde van de jaren zestig, laat in november of misschien al in december; een appartement in Parijs in een gebouw met een zware koetspoort en een geruisloze lift met glazen deuren; een grote kamer met daarin nog sporen van een verjaardagsfeestje voor kinderen, waar hij destijds Pierre ging ophalen.

De roman draait rond de vraag wat er zou geworden zijn van Pierre en diens moeder. De verteller leerde haar, een balletdanseres, kennen via zijn huisbaas in het Parijse spektakelrestaurant La Boîte à Magie. Uitgerekend in die dagen dat de beelden van toen bij vlagen in hem opkomen, ziet hij die voormalige huisbaas op straat. Een akelig gevoel bekruipt hem, want hij waande deze Serge Verzini allang dood. Hij spreekt hem aan. Ze gaan iets drinken, maar de man blijft beweren dat hij iemand anders is. Nochtans draagt hij een zegelring met de initialen SV. En zo is Patrick Modiano – voor de zoveelste keer –vertrokken.
Eeuwige terugkeer van altijd hetzelfde?
In De danseres lijkt hij op het einde van de rit, meer dan we van hem gewoon zijn, vrede te vinden in het onvatbare van het verleden. Dit gevoel overvalt de verteller, wanneer hem vlak bij het in onbruik geraakte station d’Orsay een situatie voor de geest komt, die zich ooit in gare d’Austerlitz voorgedaan heeft:
‘[…] dezelfde ogenblikken, dezelfde gangen, dezelfde gebaren blijven zich door de jaren heen herhalen. Niets gaat ooit verloren, alles blijft altijd bewaard in het geheugen van de stoepen, de muren en de stationshallen van de stad’.
Die eeuwige terugkeer van altijd hetzelfde maakt ook dat het antwoord op de vraag naar wat er geworden is van de danseres en van Pierre, niet meer primeert: ze ‘hoorden niet bij het verleden, maar bij een eeuwig nu’.
Meer lezen?
- Patrick Modiano: De danseres. Vertaald door Paul Gellings. Em. Querido’s Uitgeverij Amsterdam/Antwerpen, 2024. 104 pagina’s. ISBN: 978 90 214 8999 5
- Mijn recensie van De danseres op Mappalibri; en nog meer Patrick Modiano op Mappalibri
- Patrick Modiano: Om niet te verdwalen. Vertaald door Maarten Elzinga. Em. Querido’s Uitgeverij, Amsterdam/Antwerpen, 2015. 152 pagina’s. ISBN 978 90 214 5802 I
- Korte verhalen van Patrick Modiano zijn schaars. Daarom is Blue Aloha, waarin er vier zijn gebundeld, een bijzonder boek. Ze worden bovendien voorafgegaan door de tekst P.M. Daarin geeft Dominique Zehrfuss een bijna intieme inkijk in hoe haar echtgenoot zijn vertelstof benadert, zodat die uitkristalliseert tot het hem o zo typische proza.
- Patrick Modiano: Blue Aloha. Vertaald door Maarten Elzinga. Nawoord door Dirk Leyman. Uitgeverij Vleugels, Bleiswijk, 2018. 78 pagina’s. ISBN 978 90 78627 61 6