Dubbel geboekt – Uit de kunst: van Jean Giono’s ‘De man die bomen plantte’ tot ‘Zevenduizend eiken’ van Sara Baume

De man die bomen plantte uit Jean Giono’s gelijknamige ecologische parabel uit 1953 schonk in zijn dooie eentje aan minstens tienduizend eiken het leven. Een koud kunstje was dat niet, maar toch staat hij niet alleen. In de jaren tachtig volgde de Duitse kunstenaar Joseph Beuys zijn voorbeeld, weliswaar op kleinere, stedelijke schaal. Met zijn zevenduizend eiken haalde hij zo’n slordige drie decennia later ook nog eens een vermelding in Sara Baumes roman Zevenduizend eiken.

De man die bomen plantte van Jean Giono

De verteller van De man die bomen plantte – een alter ego van de Franse Jean Giono (1895-1970) – trok kort voor de Eerste Wereldoorlog te voet door de verlaten hoogvlakten in de buurt van Vergons, in de Alpes-de-Haute-Provence.

In de dorre, eentonige landschappen van dit deel van de Alpen dat zich uitstrekt tot in de Provence, groeide weinig, op uitzondering van wilde lavendel. Er was evenmin een bron, een fontein, of zelfs maar een druppel water te bespeuren. Dit baarde de verteller zorgen, want hij raakte door zijn watervoorraad heen. Hij haalde dan ook opgelucht adem, toen een silhouet dat hij vanuit de verte voor een boom aanzag, een mens bleek te zijn, met name de herder Elzéard Bouffier. Gastvrij als die was, bood hij de dorstige hiker niet alleen water, maar ook bed en brood aan.

Het levenswerk van Elzéard Bouffier

De volgende ochtend vertrok de herder met zijn hond, zijn dertigkoppige kudde schapen en de verteller naar hoger gelegen land. Elzéard Bouffier nam verder nog een duimdikke ijzeren staaf mee én de honderd eikels die hij de avond tevoren met grote precisie uitgezocht had.

Op zeker moment klom de herder alleen verder tot aan een lap grond, waar hij met de staaf een gat in de grond boorde. Daar legde hij een eikel in en dichtte dan het kuiltje. Dit herhaalde hij nog negenennegentig keer.

Al een drietal jaar lang was hij zo op eigen houtje bomen aan het opkweken. Hij was er namelijk van overtuigd dat het land stierf door een gebrek aan bos. De kaap van honderdduizend eiken had hij al gerond. Hij hoopte dat er daarvan uiteindelijk tienduizend zouden overleven.

Tienduizend eiken

Benieuwd naar hoe de tienduizend eiken het stelden, keerde de verteller om de zoveel tijd terug naar Vergons. De eerste keer deed hij dat na WO I. Meer dan manshoog waren de oudste bomen van de herder toen al. Zijn esdoorns hadden niet gepakt. Zijn berken stonden er wel, ‘teer als adolescenten en vastberaden’. En dan was er nog de bijvangst van de bomenaanplant: de stand van het grondwater was hersteld en daardoor kwam er weer water aan de oppervlakte.

Het herbebossingsprogramma van de herder vergde toewijding, tijd en geduld. Omdat de bomen zo geleidelijk groeiden stond nauwelijks iemand bij de verandering in het landschap stil. De enkeling die het toch opmerkte, schreef de begroeiing toe aan de grillen der aarde. Zelfs de boswachter had het niet door. Zo kwam hij een keer bij de herder langs om hem aan te manen geen vuur te stoken, want een brand zou dit natuurlijke bos in gevaar kunnen brengen!

De man achter het land van belofte

Dit verhaal schreef Jean Giono op verzoek van het magazine Reader’s Digest, dat hem gevraagd had naar een tekst over de meest gedenkwaardige persoon die hij kende. Maar doordat de Franse auteur geen bewijs kon leveren van het bestaan van de herder, zag Reader’s Digest af van publicatie. Een jaar later, in 1954, bracht het magazine Vogue de tekst alsnog uit onder de titel ‘The Man Who Planted Hope and Grew Happiness’. Dit was het begin van een succesverhaal: de tekst verscheen vervolgens ook in het Frans en reisde verder in tal van andere vertalingen de wereld rond.

Of er uiteindelijk een spoor naar de ware Elzéard Bouffier leidde? Nee. In 1957 al biechtte Jean Giono in een brief aan een lokale beheerder van Water en Bos op, dat hij de herder verzonnen had. Hij had hem opgevoerd om meer mensen de liefde voor bomen bij te brengen, of beter nog, voor het planten ervan. De man van Water en Bos lekte die info niet. En doordat het bomenbestand in de streek van Vergons wel degelijk toenam, bleef het geloof in Elzéard Bouffier overeind. Althans, tot de inhoud van Jean Giono’s brief in 1975 wel publiek gemaakt werd.

Zevenduizend eiken van Sara Baume

De Duitse kunstenaar Joseph Beuys volgde het voorbeeld van de herder in de jaren tachtig op kleinere schaal in Kassel. Met zijn zevenduizend eiken haalde hij zo’n slordige drie decennia later ook nog eens een vermelding in de roman Zevenduizend eiken (2018) van de Ierse Sara Baume. Dit is de vertaling van A Line Made by Walking (2017). De Nederlandse vertaling lijkt op het eerste gezicht een vreemde kronkel, maar is het niet. De verklaring ervoor vind je in de opzet van de roman.

Daarin trekt de hoofdpersoon, de vijfentwintigjarige kunstenares Frankie, zich enkele maanden terug in de afgelegen bungalow van haar overleden grootmoeder. Ze probeert er een verstikkende somberte te boven te komen.

Om niet helemaal van de wereld los te raken, neemt ze tijdens haar afzondering foto’s van vogels en dieren die aan hun eind gekomen zijn. Daarnaast verbindt ze haar gedachten geregeld met reflecties over een beeldend of conceptueel kunstwerk. Al naar gelang waar ze aan denkt, volgt er een stukje rond bijvoorbeeld ‘Kunst over Vallen’, ‘Kunst over Kameraadschap’, ‘Kunst over Bliksem’ enzovoort. Zelf beschouwt Frankie, die aan de kunstacademie studeerde, deze stukjes als overhoringen die haar helpen om haar opgedane kennis te onderhouden.

Landschapskunst voor een meer leefbare wereld

Een van de werken is A Line Made by Walking, de performance van landschapskunstenaar Richard Long en ook de door de schrijfster gekozen romantitel. De performance vond plaats in 1967. Als 22-jarige student liep Richard Long daarvoor door een grasveld op en neer tot er een kaarsrecht pad uitgesleten was dat nergens heen ging. Van het eindresultaat maakte de Brit een foto. Buiten dit intussen iconische beeld is er van zijn passage op die plek op termijn geen spoor overgebleven. Het was Richard Long dan ook te doen om kunst die zo min mogelijk ruimte in de wereld inneemt, kunst dus met een zo klein mogelijke voetafdruk. Daar herkent Frankie een soort wegsterven of verdwijnen in dat ook haar fascineert.

De Nederlandse vertaalster koos als romantitel het project dat Sara Baume aanhaalt in de categorie ‘Kunst over Bomen’: Zevenduizend eiken, oftewel 7000 Eichen, van de Duitse Joseph Beuys. Die plantte met zijn medestanders tussen 1982 en 1987 zevenduizend eiken in Kassel. Hijzelf pootte de eerste boom. Het einde van het project maakte hij evenwel niet meer mee, doordat hij in 1986 overleed.

Toewijding, tijd en geduld

Het project was Joseph Beuys’ bijdrage aan Documenta, de vijfjaarlijkse tentoonstelling van actuele beeldende kunst die zich gedurende honderd dagen over de ganse stad Kassel uitstrekt. Bij elke boom werd er een basalten zuil opgesteld van ongeveer een meter hoog. In contrast met die zuilen kwamen de bomen mettertijd extra uit de verf als levende organismen en symbolen van groei. Tot op de dag van vandaag wordt er geld, tijd en geduld geïnvesteerd in het onderhoud van deze grootse natuursculptuur, die zo het uithangbord blijft van de vergroening van de stad.

Vanwege de link met groei en herstel, is het dus niet onlogisch dat Sara Baumes vertaalster voor dit project gekozen heeft als romantitel. Naar groei en herstel werkt Frankie na haar crash immers ook zelf toe.

Meer lezen?

  • Jean Giono: De man die bomen plantte. Vertaald door Ernst van Altena. Uitgeverij Jan van Arkel (sinds 2017 Vonk Uitgevers), 2001, 48 pagina’s. ISBN: 978 90 62244492
  • Sara Baume: Zevenduizend eiken. Vertaald door Lette Vos. Querido, Amsterdam|Antwerpen, 2018, 287 pagina’s. ISBN: 978 90 214 048 44
  • Uit De man die bomen plantte uit 1953 spreekt Jean Giono’s overtuiging dat een leven in eenvoud, dicht bij de natuur, leidt tot meer wijsheid, geluk en harmonie. Dit is ook merkbaar in zijn in 2024 vertaalde, semi-autobiografische roman De blauwe jongen uit 1932. Mijn recensie van De blauwe jongen op Mappalibri
  • Op het punt waar De blauwe jongen eindigt, staan Jean Giono vier helse jaren aan het front van de Eerste Wereldoorlog te wachten. Aan die tijd heeft hij een fervent pacifisme overgehouden. Bij de start van WO II riep hij vanuit zijn overtuiging op tot desertie. Dit kwam hem op een gevangenisstraf te staan van twee maanden, waarna hij zelf van zijn dienstplicht ontheven werd. Terug thuis in Manosque verleende hij onderdak aan Joden, communisten en verzetsstrijders. Paradoxaal genoeg schreef hij tegelijk ook enkele artikelen voor een collaborerend tijdschrift en voor een Duits propagandamagazine. Daardoor kreeg hij na de bevrijding een publicatieverbod opgelegd. Dit hield stand tot 1947. Die hele geschiedenis heeft zijn werk bij ons lang overschaduwd, maar zijn verdedigers roepen in dat hij als pacifist misleid werd door het collaborerende Vichy-regime, waarvan hij geloofde dat het vrede zou brengen.