De Mexicaanse auteur Juan Rulfo legde over zijn eerste en enige roman, Pedro Páramo, (1955) een magisch realistisch waas. Daarmee inspireerde hij niemand minder dan Gabriel García Márquez. Maar Juan Rulfo’s invloed voel je ook in het werk van de Amerikaanse Cormac McCarthy, zo bijvoorbeeld in zijn roman De Grens uit 1994. Hoe dan? In de hitte die als een doodskleed over de sombere wereld hangt die Cormac McCarthy neerzet; in zijn ontroostbaar dolende personages, van wie sommigen al met één been in het graf staan; in de ontroerend melancholische lotgevallen van de hoofdpersoon, Billy Parham, … die zelfs een keer aangesproken wordt als señor Páramo!
Spookwerelden
Eerst dit: qua persoonlijkheid kan het contrast tussen de kwetsbare cowboy Billy Parham en de Pedro Páramo van Juan Rulfo (1918-1986) nauwelijks groter zijn. Dat Billy in De grens op zeker moment als señor Páramo gezocht wordt, hangt dan ook vooral samen met de doodse, stoffige plek waar het voorval zich voordoet.
Pedro Páramo in een notendop: Juan Preciado reist na de dood van zijn moeder naar het dorp Comala om er zijn vader, Pedro Páramo, op te zoeken. Die blijkt daar als tirannieke grootgrondbezitter jaar en dag de plak gezwaaid te hebben. Intussen heeft hij echter het loodje gelegd. En Comala? Dat is niet meer dan een ontregelend gehucht, waar de hitte zwaarder weegt dan een grafsteen en waar meer dode dan levende zielen de dienst uitmaken.

In De grens laat Cormac McCarthy (1933-2023) zijn hoofdpersoon Billy Parham wel degelijk door het land van de levenden trekken. Toch heeft ook zíjn Mexicaanse setting vaak iets van het ontkleurde schimmenrijk dat Juan Rulfo oproept.
De grens(trilogie)
De grenstrilogie van Cormac McCarthy draait rond de omzwervingen van twee jonge mannen, die in de jaren dertig in het zuidwesten van Amerika op een ranch opgegroeid zijn.
De eerste is John Grady Cole. In Al de mooie paarden steekt die de grens met Mexico over op zoek naar werk als cowboy.
De tweede is Billy Parham. Die trekt in De grens ruim vier jaar te paard rond, van zijn zestiende tot pakweg zijn twintigste. Eerst om een gewonde wolvin terug te brengen naar haar soortgenoten over de grens met Mexico. Dan om met zijn broer de gestolen paarden van hun ouders op te sporen, vervolgens om zijn verdwenen broer te zoeken en tot slot vanuit zijn eigen rusteloosheid.
In het derde deel, De steden van de vlakte, treffen John Grady Cole en Billy Parham elkaar enkele jaren na de Tweede Wereldoorlog in diezelfde landschappen van desolate schoonheid.
De wolvin
Aan het begin van De grens zijn de broers Billy en Boyd Parham respectievelijk zestien en veertien. Ze wonen met hun ouders op een ranch in Cloverdale, in New Mexico. Billy is gefascineerd door wolven. Zo had hij ze in een winternacht eens in zijn eentje liggen opwachten, wetende dat ze vanuit de heuvels in de verse sneeuw naar de vlakte zouden afzakken om te jagen. En ja, ze passeerden hem rakelings:
‘Zigzaggend, met lange sprongen. Dansend. Met hun neuzen tunnelend door de sneeuw. Springend en rennend en paarsgewijs oprijzend in een staande dans en weer voortrennend.’

Wanneer een wolvin een tijd later een van de kalveren op hun ranch te grazen neemt, wil hun vader haar dood. De ijzeren klemmen die ze uitzetten, brengen echter weinig zoden aan de dijk. De drachtige wolvin graaft ze op en maakt ze daarbij zelf onschadelijk door ze te doen dichtklappen. Billy vat meteen zowel bewondering als genegenheid voor haar op: haar volmaakte prenten in de sneeuw – de brede voorvoet, de smalle achtervoet; het sporadische sleepspoor van haar tepels; het voortje van haar neus.
Hij wil haar in handen krijgen, niet om haar te doden, maar om haar te redden. Daarom gaat hij op eigen houtje naar Don Arnulfo, een van de laatste nog levende wolvenkenners in de streek. Die is oud en ziek, maar omdat Billy blijft aandringen mag hij toch even bij hem.
Schimmenspel
Met zijn hoed in de hand glijdt Billy zelf als een geestverschijning door het gestreepte ruitvormige licht in Don Arnulfo’s voorts donkere kamer. Wanneer hij de hand van de man schudt, is die koud, hard en bloedeloos, als ‘een ding van leer en been’. Het schimmenspel in die donkere achterkamer bij de stervende man ademt een en al Juan Rulfo.
Don Arnulfo schat wolven hoger in dan mensen. Je kan een wolf eigenlijk niet vangen, zo zegt hij. Want zodra je hem vangt, ben je hem kwijt. Wil je toch een poging wagen, dan moet je ze in hun eigen element laten. Als Billy er koste wat het kost dus een wil strikken, dan moet hij, aldus Don Arnulfo, een plek vinden waar Gods werken en die van de mensen samenvallen. Hij voegt daar nog iets raadselachtigs aan toe over as, vuur en ijzer. Maar als puntje bij paaltje komt, is het niet eens een kwestie van zo’n plek te zoeken. Je moet ze herkennen, op het moment dat ze zich aan je voordoet.
IJzer, as en vuur
Met die aanwijzingen in gedachten sluit Billy net zoals hij als kind soms deed zijn ogen en probeert de wolvin te zien, haar en de wereld die zij ziet. Hij meent een kans te maken met een klem in de vuurplaats waar rondtrekkende veedrijvers soms komen eten. Het blijkt een schot in de roos. De volgende ochtend zit de wolvin er met haar rechtervoorpoot vast. Billy maakt haar uit de val los, muilkorft haar en neemt haar aangelijnd verder mee op zijn tocht.
In een dorp waar de autoriteiten haar in beslag willen nemen, loopt het fout. Zij en Billy worden elk apart afgeleid naar eenzelfde jaarmarkt. Voordat hij kan ingrijpen wordt de ene na de andere gevechtshond er in een arena ter vertier van het publiek op zijn al gewonde wolvin losgelaten. Ze is bijgevolg meer dood dan levend, wanneer Billy haar weer te pakken krijgt. In haar gele ogen ziet hij nochtans geen wanhoop, wel een eenzaamheid die tot het hart van de wereld gaat. Uiteindelijk sterft ze aan haar verwondingen. Op de boog van zijn zadel draagt Billy haar de bergen in en begraaft haar in een hoge pas onder een heuvel van puin.
Zwervers te paard

Van dan af wachten er Billy jaren van rondzwerven. Eerst trekt hij alleen rond, veelal door land dat er kaal en ontvolkt bijligt, waar wild noch vogels te bespeuren vallen. Alleen wind en stilte tref je er aan, vlaktes die doen denken aan de bodem van een oude zee en daarachter bergketens in bleektes van blauw.
Later, na een tussenstop op de ranch van zijn ouders, vervoegt zijn broer Boyd hem. Hun ouders zijn bij een overval omgekomen, hun paarden zijn gestolen. In de overtuiging dat ze de dieren in Mexico zullen terugvinden, trekken de twee broers daarheen. Onderweg redden ze een haveloos meisje uit de klauwen van enkele mannen van wie ze de bedoelingen niet vertrouwen. Zij blijft daarna bij Billy en Boyd.
En dan de knipoog naar Pedro Páramo
De broers vinden daadwerkelijk verschillende van hun paarden terug. De nieuwe onrechtmatige eigenaars doen er evenwel niet zonder slag of stoot afstand van. Bij een schermutseling loopt Boyd een schotwonde op. Dat hij het overleeft, dankt hij aan de tussenkomst van de dokter, die Billy is gaan optrommelen. Zijn paard Niño liet hij als betaalmiddel bij de geneesheer achter. Diens huisknecht brengt Billy’s rijdier echter terug naar het gehucht, waar de broers onderdak gevonden hebben:

‘De huisknecht kwam tegen het middaguur van de volgende dag op een ezeltje aanrijden, met Niño aan een touwhalster achter zich aan. De arbeiders waren op het land en hij reed over de brug en langs de rij onderkomens, roepend dat hij zocht naar señor Páramo. Billy ging naar buiten en de huisknecht hield zijn ezeltje in en knikte hem toe.’
De dag breekt aan waarop Boyd voldoende hersteld is. Maar tot Billy’s verbazing verdwijnt hij zomaar met het meisje dat zich bij hen gevoegd had. Voor Billy zit er niet veel anders op dan alleen verder te trekken.
Een ontroerende cowboy die je niet licht vergeet
In Juan Rulfo’s Pedro Páramo ontfermt de ene na de andere vrouw zich over Juan Preciado, die geen uitweg meer vindt uit het dorp Comala waar hij vergeefs zijn vader ging zoeken. Een na een gaan die vrouwen in rook op. Ook in De grens is dit een constante.
Als Billy uitgehongerd door de vaak verlaten aandoende dorpen trekt, zijn het steevast vrouwen die hem een maaltijd voorschotelen en hem wat extra proviand toestoppen. Als hij ze wil bedanken gebeurt het meer dan eens dat er geen spoor meer van ze is. Daarom stuift hij bijvoorbeeld een keer wat meel op een tafelblad, om daarin zijn dank te schrijven.
Net als in Juan Rulfo’s Pedro Páramo is de dood in De grens alom aanwezig. Billy wordt overigens zelf ook almaar magerder en daarenboven bleek en vaal door zijn omzwervingen. Door een jonge bruid die op zeker moment zijn pad kruist, wordt hij daardoor zelfs voor een boodschapper van Magere Hein aanzien. Toch is de roman vanwege de rondwarende dood niet verpletterend. Dit komt door de melancholische, haast poëtische cadans waarin Cormac McCarthy de lotgevallen van Billy Parham onthult. Daardoor lééf je vooral mee met deze kwetsbare cowboy, wiens ontroerende parcours je niet zomaar vergeet.
Meer lezen?
- Cormac McCarthy: De grenstrilogie – Al de mooie paarden; De grens (376 pagina’s); Steden van de vlakte. Vertaald door Guido Golüke en Ko Kooman. De Arbeiderspers, eerste druk 2009, derde druk 2019, 907 pagina’s. ISBN 978 90 29 533 164
- Juan Rulfo: Pedro Páramo. Vertaald door J. Lechner. J.M. Meulenhoff, eerste druk 1962, zesde druk 2006, 160 pagina’s. ISBN 978 90 290 7848 0
- Cormac McCarthy is verder bekend van De weg (2006; goed voor de Pulitzer Prize 2007) en Geen land voor oude mannen (2008). Allebei zijn deze romans verfilmd. Later volgden Stella Maris en Meridiaan van bloed.