Dubbel geboekt – Connie Palmen: flirtend tussen feit en fictie, zowel in ‘Lucifer’ als in ‘Jij zegt het’

'Lucifer' en 'Jij zegt het' in Franse vertaling

Er is een nieuw boek van Connie Palmen op komst. In september zou het verschijnen: Voornamelijk vrouwen, naar verluidt een lofzang op vrouwelijke scheppende kracht. Om in de sfeer te komen vatte ik in onze huisbibliotheek al eens post bij de P. Ik kon mijn ogen nauwelijks geloven. Had ik sinds Lucifer (2007) niets meer van haar gelezen? En werd het dan niet hoog tijd om komaf te maken met mijn drempelvrees voor haar recentste roman, Jij zegt het (2015 …)?

Kant kiezen?

In Jij zegt het laat Connie Palmen de Britse dichter Ted Hughes (1930-1998) kort voor zijn dood terugblikken op zijn turbulente maar passievolle huwelijk met de Amerikaanse Sylvia Plath (1932-1963).

In de herfst van 1962 gingen ze uit elkaar. Met hun twee jonge kinderen verhuisde zij van hun landgoed in Devon naar een appartement in Londen. Op een februariochtend in 1963 zette ze haar gasoven aan, legde er haar hoofd in te rusten en wachtte haar einde af. Sinds die fatale daad wordt er naar het koppel gekeken door een prisma dat de extremen uitvergroot.

Velen zien in Sylvia Plath een icoon van vrouwelijke kracht. Voor anderen bleef ze bij leven net – onterecht – in de schaduw staan van haar succesvolle echtgenoot, die het dan ook nog eens bestond om haar te verlaten voor de Joods-Duitse Assia Wevill. Die misstap van hem grepen zijn ferventste tegenstanders aan om Sylvia Plath tot martelares uit te roepen. In één beweging nagelden ze hem aan de schandpaal voor zijn ontrouw en zijn veronderstelde aandeel in haar dood.

Intussen weet ik dat mijn drempelvrees voor Jij zegt het nergens voor nodig was. Ik werd al lezend namelijk niet heen en weer geslingerd tussen kamp Plath en kamp Hughes. En evenmin speelde Connie Palmens behendigheid in het jongleren met feit en fictie me parten.

Lucifer: gevallen engel

Haar handigheid om fictie te destilleren uit feiten demonstreerde ze ook in Lucifer. Het spel dat ze daarin speelde had me overigens geamuseerd. Ik had dan ook geen voorkennis, noch van de feiten, noch van de Amsterdamse geruchtenmolen waar Connie Palmen destijds inspiratie uit putte.

Wat er aan de roman voorafging? In het echte leven ging de Nederlandse actrice Marina Schapers in de zomer van 1981 op vakantie naar Griekenland met man en kind. Haar echtgenoot was de befaamde avant-gardecomponist Peter Schat (1935-2003). Op een avond, niet lang na middernacht, tuimelde zij vanaf de balustrade van het terras van hun vakantiehuis de dieperik in. Ze overleefde de klap niet. De vraag die vriend en vijand zich nadien stelden: viel ze, sprong ze, of kreeg ze een duw?

In Lucifer wordt de componist Peter Schat omgedoopt tot Lucas Loos. Marina Schapers is Clara Wevers in de roman. Tijdens een vakantie stort zij vanaf het terras van hun Griekse villa in een ravijn. Ze is op slag dood. De vraag die in de hoofden van alle personages rondtolt, draait rond het aandeel van Lucas Loos in de tragische dood van zijn echtgenote. Aan ronkende verhalen over Clara en Lucas is er geen gebrek, aan zekerheden des te meer. Toch zien Connie Palmens tegenstanders in Lucifer een tribunaal.

Vooral in Amsterdamse kunstenaarskringen stak er een storm van kritiek op. Een deel van de culturele elite betichtte Connie Palmen van ongeoorloofd gerommel in het ‘verboden’ gebied tussen feit en fictie. Zij lazen in de roman duivelse insinuaties, die de nagedachtenis van de componist Peter Schat bezoedelden. Ze schrokken er zelfs niet voor terug om de term ‘karaktermoord’ in de mond te nemen.

Ontrafelingsdrang

Wat feitelijke en wat dichterlijke waarheid was in Lucifer, hield me destijds niet zo erg bezig. Ik liet me vooral meevoeren door de tragiek die Connie Palmen in scène zet. Hoe ze de val van Clara Wevers omsmeedt tot iets onontkoombaars, vond ik meeslepend. Op verschillende manieren roept ze in Lucifer van de daken dat ze flirt met waargebeurde feiten. Het geeft de roman een extra lading. Ik kon me dan ook vinden in het idee dat ze uitgaande van de dood van de actrice Marina Schapers een web van verhalen weeft over hoe mensen zouden kunnen reageren, wanneer een geliefd persoon onverwacht en onder eerder verdachte omstandigheden uit het leven weggerukt wordt.

Maar waarom dan al mijn voorafgaande voorbehoud bij haar opvolger Jij zegt het? Waarom vreesde ik dit keer wel te willen weten welke elementen uit de werkelijkheid en welke uit Connie Palmens verbeelding kwamen? Allicht, omdat Ted Hughes en Sylvia Plath zo ongeveer het meest besproken/beschreven dichtersechtpaar vormen uit de moderne westerse literatuur. Waarom wilde Connie Palmen zich in godsnaam nog bij dat koor van vertellers aansluiten?

Gijzelaar van een mythe

Geen betere manier om daarachter te komen dan Jij zegt het te lezen. Vrijwel meteen vervaagden al mijn vragen, want vanaf het begin van Ted Hughes’ monoloog greep Connie Palmen me vast. Ze vertelt een zowel intiem als universeel verhaal over een complexe liefde tussen twee mensen, die allebei worstelen met hun demonen. Alles draait om hartstocht die niet vrijblijvend is. Er staat iets op het spel. En je weet het vanaf de eerste kus.

Voor wie het (toch écht) wil weten, ja, die eerste kus in de roman komt overeen met wat Sylvia Plath op 26 februari 1956 optekende na het bewuste feestje waarop zij en Ted Hughes elkaar ontmoetten – ‘a small note after a large orgy’: ‘And when he kissed my neck I bit him long and hard on the cheek, and when we came out of the room, blood was running down his face.’ Ze omhelsden elkaar niet, ze vielen elkaar aan. Of nog in Jij zegt het:

Het was wreed, het deed pijn.

Het was echt.

We maakten elkaar buit.

Net als in Lucifer trok ik de aannames zoals Connie Palmen ze serveert, niet in twijfel. Ik vertrouwde haar op haar woord. Immers, ze verkende Ted Hughes’ gedachten en gevoelens in hoofdzaak via diens autobiografische poëziebundel Birthday Letters. Daarin formuleerde hij enkele maanden voor zijn dood in 1998 zelf voor het eerst en voor het laatst een reactie op zijn zeven jaar durende explosieve relatie met Sylvia Plath en op haar wanhoopsdaad. Verder is Connie Palmens versie van zijn stem ook gekleurd door haar lezing van brieven, essays, biografieën, dagboeken en kritische studies rond beide dichters.

Niet alleen door haar dichterlijke omgang met de waarheid rond wat de liefde vermag, palmt Connie Palmen je in. Hart en hoofd staan in haar werk nooit los van elkaar, wat mee haar bijzondere stem bepaalt.

Als je naam het bezit wordt van anderen

Al sinds haar studies filosofie is ze geïnteresseerd in het lot van de mens, zoals dat op een merkwaardige manier verbonden is met hoe zijn eigennaam circuleert in over hem rondzingende verhalen. Daaraan wijdde ze aan het eind van de jaren tachtig haar scriptie. Later is die overigens gepubliceerd als Het weerzinwekkende lot van de oude filosoof Socrates.

Ze stelt daarin onder meer dat de rol die de mens in andermans verhalen speelt, mee zijn betekenis in de werkelijkheid bepaalt. Enerzijds is doodgezwegen worden dus veruit het ergste wat een mens kan overkomen. Anderzijds wordt het gevaarlijk, als je naam het bezit wordt van vertellers, die hem publiekelijk en naar eigen goeddunken verbinden met dingen waar je in werkelijkheid geen uitstaans mee hebt.

In het licht van hoe anderen je verhalend kunnen maken of kraken, schiet Sylvia Plaths ‘The Fifty-Ninth Bear’ me tot slot nog door het hoofd. Connie Palmen dist de in wezen waargebeurde anekdote rond de negenenvijftigste beer op in Jij zegt het, en zet die vervolgens af tegen Sylvia Plaths gefictionaliseerde versie ervan.

‘The Fifty-Ninth Bear’

Het avontuur dat aan de basis ligt van het verhaal? Kort voordat Ted Hughes en Sylvia Plath in het najaar van 1959 van Amerika naar Engeland terugkeren, doen ze tijdens een rondreis door de Verenigde Staten Yellowstone Park aan. Veel van de beren zijn er gewoon aan mensen en lopen er spontaan in de kijker. Hoeveel beren zullen ze tijdens hun vijf dagen in het park te zien krijgen? Zij houdt het op negenenvijftig, hij op eenenzeventig.

Achtenvijftig beren hebben ze geteld, wanneer ze op de laatste avond vrij laat hun camping bereiken. Tot hun verbazing staat de anders rustige plek in rep en roer. De beren, die ’s avonds op afstand gehouden worden door kampvuren, laten zich deze keer namelijk niet zomaar afschrikken.

Ted Hughes speelt daarom op veilig en brengt alles wat ze aan eetbaars in de tent hebben over naar hun auto. ’s Nachts schrikken ze wakker van glasgerinkel, afkomstig van een bruine beer die zich in hun wagen weet te wringen. Tot de ochtend houden ze zich muisstil in hun tent. Pas wanneer de Camp Ranger arriveert, durven ze opgelucht adem te halen. Al duurt het nog even vooraleer de beer daadwerkelijk afgedropen is. Eind goed, al goed, er zijn geen doden gevallen en Sylvia Plath heeft gewonnen: ze hebben negenenvijftig beren geteld. Het zal een bedverhaaltje worden, waar hun kinderen later maar niet genoeg van krijgen.

Twee maanden na hun reis stond Ted Hughes evenwel voor een raadsel. Waarom laat ‘zijn bruid’ – zoals hij Sylvia Plath in Jij zegt het graag noemt – in haar verhaal ‘The Fifty-Ninth Bear’ het personage van de echtgenoot, hem dus, vermoorden door de beer?

Nog wat later werd ‘The Fifty-Ninth Bear’ in een tijdschrift gepubliceerd. Het lot dat Sylvia Plath in het verhaal voor haar echtgenoot in petto had, riep toen veel commotie op in Ted Hughes’ entourage. De reactie die Connie Palmen hem in die context in Jij zegt het in de mond legt, is een kolfje naar haar hand:

‘Ze is vrij om te schrijven wat ze wil,’ verdedigde ik haar, ‘het is fictie.’

‘Niets bij haar is fictie,’ reageerde mijn zus verbeten.

Meer lezen?

  • Connie Palmen: Lucifer. Prometheus, Amsterdam, 2007, 351 paginas’s. ISBN: 978 90 446 0999 8
  • Connie Palmen: Jij zegt het. Prometheus, Amsterdam, eerste druk 2015, 267 pagina’s. ISBN: 978 90 446 3338 2
  • In Jij zegt het ontwaart Ted Hughes een militant soort feministen. Ze zijn verwikkeld geraakt, aldus Connie Palmens Ted Hughes, ‘in een heilige oorlog, op zoek naar een God om te aanbidden en een zondebok om te straffen. In de loop van de jaren werd mijn openbare executie in de arena bijgewoond door massa’s joelende vrouwen met spandoeken boven het hoofd waarop ‘Moordenaar!’ geschreven stond. De gelovigen togen naar het Golgotha in Heptonstall, staken de pennen van hun woede als zwaarden in de aarde van haar graf, en vernietigden keer op keer de zerk door mijn naam af te hakken van de hare’. Over de betekenis van Heptonstall en de omringende Yorkshire moors voor Sylvia Plath lees je hier meer.
  • Ted Hughes verliet Sylvia Plath voor Assia Wevill. Zij werkte als vertaalster en schreef teksten voor een reclamebureau. In Jij zegt het is ze zijn ‘zwarte muze’. Ook zij benam zich in 1969 van het leven, samen met hun vierjarige dochtertje. Door dit drama beitelden Ted Hughes’ tegenstanders de dichter nog steviger vast in het verdomhoekje.
  • In 2015 interviewde Jelle Van Riet Connie Palmen naar aanleiding van Jij zegt het voor De Standaard. Een boeiend gesprek.
  • PS: Sylvia Plath is een van de schrijfsters op wie Connie Palmen de schijnwerper richt in Voornamelijk vrouwen. Mijn recensie van deze essaybundel verscheen op Mappalibri.